K. De Eerste Wereldoorlog

De Duitse troepen kwamen onze streek binnen over Maldegem, Sijsele, Damme naar Brugge terwijl zij de Belgische achterhoede bestaande uit gendarmes en cavalerie, voor zich uitdreven.  Belgische gendarmes en cavaleriesoldaten zouden de Duitsers nog hebben beschoten van op de wallen van Damme.  Daarna trokken zij zich terug in de richting van de Westhoek.

De Duitsers rukten verder op naar Brugge (15 oktober 1914), Blankenberge en Zeebrugge.  De dagen voordien was een grote exodus naar Nederland op gang gekomen : met de tram, met bootjes op de Damse vaart, te voet, te paard, .... In Sluis bood men aan ca. 15.000 vluchtelingen overnachting in het stadhuis, de kerk, op binnenschepen, in opgerichte barakken, ....  In Aardenburg verbleven dan ca. 25.000 Belgen.  In heel Zeeland zouden begin oktober bijna een half miljoen vluchtelingen zijn opgevangen.  Na korte tijd kwamen een groot aantal Belgen terug naar huis of reisden zij verder naar Engeland.

De kuststrook van Knokke en Heist lag strategisch tussen de haven van Zeebrugge en de monding van de Schelde (Nederland was neutraal).  Het brede strand en de duinen vormden een ideale plaats voor een vijandelijke landing.  Daarom begonnen de Duitsers vrij snel (vanaf december 1914) met de opbouw van de kustverdediging: loopgraven in de duinen, prikkeldraadversperringen op het strand, machinegeweernesten, ....  Daarnaast bouwden zij in de volgende periode een aantal grote batterijen (met kanonnen) : Keizer Wilhelm II-batterij (belangrijkste ; huidige Scharpoord ; ca. 360 soldaten ; schotsbereik  van 38 km = van Zeebrugge tot Vlissingen ; na de oorlog een aantal jaar oorlogsmuseum) ; Batterij Braunschweig (bij Zoute in omgeving Golf) ; Freya (tussen Heist en Duinbergen) ; Sleswig-Holstein (golf Knokke) ; Augusta (Duinbergen) ; Hamburg (bij Casino Knokke) ; Bremen (bij grens op de duinen) ; Schützennest (bij grens – omgeving Oosthoek) ; Batterij Cöln (Lekkerbek) ; Batterij Saint-Paul

Wilhelm II-batterij in Knokke

Naast het strand en de duinen moest ook de Nederlandse grens worden verdedigd.  Daarom plaatsten de Duitsers vanaf augustus 1915 een drievoudige draadversperring, waarvan de middelste draad geladen was het een dodelijke hoogspanning, op de grens.  Bij de grensovergangen werd de draad onderbroken door slagbomen.  In de herfst 1915 werden op regelmatige afstand houten uitkijktorens met een zoeklicht, gebouwd.

Door de elektrische draad werd het contact met Nederland (en de vele Belgische vluchtelingen) verbroken.  Enkele Knokkenaren durfden het aan om correspondentie naar Nederland (voor gevluchte familieleden of voor de Ijzersoldaten) te smokkelen.  Zij verschalkten de versperring door een houten ton tussen de draden te schuiven of door de draden door te knippen.

Elektrische draad in de duinen

De smokkel van brieven liep soms verkeerd af.  Een gekend geval is Leander Waeghe.  Samen met enkele vrieden,had hij brieven naar Sluis gebracht.  Bij zijn terugkeer (21 juli 1915) over de Hazegraspolderdijk werd hij opgewacht door een Duitse patrouille en doodgeschoten terwijl zijn twee kompanen konden vluchten.  Zijn begrafenis in de Sint-Margaretakerk veroorzaakte een ware volkstoeloop.  De Duitsers verspreidden een foto met de neergeschoten Leander als afschrikking voor andere brievensmokkelaars.

Vreselijk met dood beladen
Spannen elektrische draden
Ons nabije grenzen af
Velen vinden er hun graf

Ward Vervarcke, 1930

Vanaf 1917 voerden de Duitsers een onbeperkte duikenbotenoorlog (zou de V.S. in de oorlog brengen).  Zij vreesden dat de Engelse troepen de oorlogslinie bij de IJzer langs de rug zou aanvallen door in Nederland te ontschepen.  Daarom werd de Nederlandse grens versterkt met de “Holland-Stellung” van Antwerpen tot Knokke.  Hiertoe bouwde en de Batterij Bremen verder uit.  Verder werden het oude Hazegrasfort en de Cantelmolinie opnieuw versterkt.

Vanaf 1915 maakten de Duitse troepen op grote schaal van waarnemingsballons die een hoogte van ca 1200 meter konden bereiken.  Van op die hoogte kon een waarnemer via een telefoonlijn informatie geven aan de kanonschutters omtrent de instelling van hun kanonnen.  Ook werden vanuit die ballons luchtfoto’s genomen (o.a. van over de Nederlandse grens).  In Knokke werd een ballonafdeling gestationeerd op het golfterrein.

Van november 1914 af werd Zeebrugge zwaar beschoten door Franse en Engelse schepen.  De Vlaamse vissers weken daarop uit naar het Nederlandse Zierikzee.  De Heistse vloot in Zierikzee bestond uit 72 vissersboten (vooral Heistse schuiten) met samen 325 volwassenen en 173 kinderen.

Vanaf 1916 bouwde men in Zierikzee een Vlaams dorp met houten barakken, een ‘recreatietent’ en een eigen school (1915 : 41 jongens en 57 meisjes).  In de periode 1915-1918 werden ca 25 “Heistenaren” in Zierikzee geboren.

De Heistenaren visten de eerste periode onder hun kenletter H of Z.  Wanneer de Duitse marineschepen meer en meer de Belgische vissersboten gingen enteren, gebruikten de Heistenaren de Nederlandse kenletters “ZZ” van Zierikzee.

Op het einde van de oorlog (1918) noteerde men in Zierikzee : “De Heijster visschers, die gedurende den oorlog van hier uit hadden gevist, gingen in November en December na den wapenstilstand terug naar hun vroegere woonplaats.  ...  Door  het vertrek der Belgische families werd de school hoe langer hoe meer ontvolkt en eindelijk half November gesloten.”

23 oktober 1918 is het officiële einde van de Eerste Wereldoorlog in Heist.  In het notulenboek van Heist leest men op 23 oktober 1918 : “Belangrijke feiten voor de geschiedenis der gemeente:  De laatste Duitsche soldaten trokken door de gemeente in de nacht van 18 tot 19 oktober rond 2 uur ’s nachts.  De zaterdagvoormiddag rond 9 uur werd de stad overvlogen door 4 Fransche vliegtuigen, zeer laag vliegende; de inzittenden wuifden met de hand, de bevolking begroette ze met geestdrift.

Om 11 ure werd  het nationaal vaandel geheschen aan het stadhuis, en aan bijna al de huzen der stad, aan de ingangtrap van het stadhuis werd de Heer Burgemeester omringd door de Heer Schepen Gheyle en den Gemeentesecretaris Dubois, op plechtige wijze lezing gegeven der proclamatie van de bevrijding der gemeente.”

 

L. De Tweede Wereldoorlog

Knokke werd snel en hard geconfronteerd met de Tweede Wereldoorlog.  Op de eerste dag van de inval in België (10mei 1940) werd het vliegveld bij het Zwin gebombardeerd waarbij een aantal  slachtoffers vielen.  Ook de volgende dagen werden het vliegveld en vluchtende soldaten beschoten en gebombardeerd.  Bij hun terugtocht hadden Franse soldaten alle bruggen in de omgeving van Brugge vernield, zij  hadden ook op vele wegen mijnen gelegd (secretaris Claeys reed op 29 mei 1940 op dergelijke mijn en werd gewond) en dynamiteerden de “Syphon” (Damse vaart liep leeg)

Op 28 mei 1940 (dag van de capitulatie) bereikten de eerste Duitse soldaten Knokke.  Door de opgeblazen bruggen en de landmijnen kon de plaatselijke bevolking zich moeilijk of niet naar Brugge begeven.  Daarbij kwam nog dat de Duitse militaire overheid op 16 juli afkondigde : “De inwoners der strook van 10 km breedte langs de kust wordt, te beginnen met 20 juli 1940, verboden zich verder dan 5 km van hun woonplaats te verwijderen.  Uitzonderingen hierop zijn slechts voor levensbelangen van de bevolking te machtigen, zoals bv. voor handelaars in levensmiddelen en melk, voor dokters, enz.  Bewuste personen dienen zich van een behoorlijke machtiging te voorzien – bij wijze van bijvoegsel bij de eenzelvigheidskaart – af te leveren ter gemeentesecretarie.”  Knokke, Heist, Ramskapelle en Westkapelle kwamen zo in het spergebied te liggen dat zij slechts met een “Schein” mochten verlaten.

Het dagelijks leven normaliseerde zich in de volgende periode.  De burgers hadden wel problemen met de bevoorrading en de zwarte markt groeide aan.  De Duitse bezetter vaardigde vele verordeningen uit om het dagelijks leven te organiseren bv. sluitingsuren herbergen, verboden op het strand te komen, rantsoeneringen...

Burgemeester Frans Desmidt van Knokke werd in september 1940 ontslagen (“reden niet bekend”) en opgevolgd door tijdelijk burgemeester Camille Deckers (schepen).  In februari 1940 werd Florent Leyns als “oorlogsburgemeester” aangesteld.  Hij was (VNV-)burgemeester buiten de raad met een gemeenteraad die bestond uit 5 katholieken en 5 liberalen.  Die gemeenteraad werd vanaf 18 april 1941 buiten spel gezet voor de rest van de oorlog.

Nog voor de Belgische capitulatie dachten de Heistse vissers terug aan uitwijking.  Deze keer niet naar Nederland, maar naar Engeland.  In begin mei 1944 hielpen Heistse vissers met de 'Operatie Dynamo'.   Alleen al in de laatste week van van mei werden 4.800 Britse militairen over het Kanaal gebracht.  45 Heistse vissers werden na de oorlog vereremerkt om hun steun bij die operatie.

Na een bombardement van de Molenhoek (Kalveketedijk/Kromme Dijk) op 17 mei 1940, waarbij negen doden en verschillende gewonden vielen, trokken de Heistste vissers massaal naar Engeland.  Tijdens de oorlog verbleven de kleinere vissersboten meestal bij Brixham (waar ca 1200 Belgen verbleven) , de grotere bij Newlyn-Penzance, en de grootste vissersschepen bij Fleetwoord (Preston) en Milford Haven, allen aan de zuidwestkust van Engeland. In totaal zou het om ca 1.200 Belgische vissers, die samen met hun gezinnen een kolonie van ca 3500 Belgen vormden.  226 (van de 503) Vlaamse vissersboten waren naar Engeland verhuisd waar een 70-tal schepen werden aangeslagen door de Royal Navy (een aantal van die boten werd gebruikt als "balloon barrage"..  De overige 150 boten mochten onder militaire begeleiding uitvaren, maar zij moesten zich beperken tot een afgebakende zone.

In Brixham werd een Vlaamse school ingericht.  Men verspreidde er een eigen Belgisch tijdschrift, er was een Vlaamse bibliotheek voorhanden, een Rode Kruispost met Belgische verpleegsters, een eigen post,…

Aan de Belgische kust was vanaf  1941 sprake van een wonderbaarlijke visvangst.  "De haring was zo overvloedig dat men hem te Heist, bij noordwestenwind, op het strand  kon vangen.  De scholen ijle haring waren als een wolk in het water", beweerde een getuige.  Het haringseizoen (verse haring )duurde van oktober tot maart.  Daarnaast werd veel haring gepekeld of gerookt voor tijdens de andere maanden.  In het haringseizoen 1941-1942 werd ca. 10 miljoen kg. haring aan land gebracht, het jaar daar op 51 miljoen kg. en in 1942-1943 en tot 58 miljoen kg. in 1943-1944.  Ook werd terug aan strandvisserij gedaan.  In 1942 telde men 1100 strandvissers waarvan 53 voor de kust van Zeebrugge-Heist-Knokke..

In Knokke verscheen tijdens de oorlogsjaren het verzetsblad “De Zeegalm”.  Medewerkers van het blad als burgemeester Frans Desmidt, E.H. Willy Vincke, Edgard De Saedeleer en Charles Coppieters ’t Wallant werden door de Duitsers opgepakt.  De eerste drie stierven in gevangenschap.

De kustgemeenten werden vanaf 1941 opgenomen in de Atlantiekwal.  Langs heel de kust werden ontelbare bunkers gebouwd.  Belangrijk waren de bunkers van Binnenhof en de zware vesting Tobroek.  Ook het Casino werd ingeschakeld als ‘vals’ kanon.  Het belangrijkste steunpunt was de Duinenresidentie (Duinbergen- Vossenhul).  In Westkapelle stond het Lager (Vierwege) Het gebouw werd gecamoufleerd en aan de zeezijde stak een grote namaakloop van een kanon uit.

Vanaf 1944 hadden de Duitsers schrik voor een mogelijke geallieerde landing, ook op onze kust.  Verschillende verzetslieden werden preventief opgepakt en de kustwacht werd versterkt.  Na de landing in Normandië (6 juni 1944) reageerde de Duitse bezetter onmiddellijk door op 7 juni een hele reeks Knokkenaren, die op een “zwarte lijst” stonden, te arresteren.

Ondertussen naderden de geallieerden vanuit Normandië.  Op 2 september vluchtte de oorlogsburgemeester Leyn die opnieuw werd vervangen door burgemeester Camille Deckers.  In Heist werd Robert De Gheldere en in Westkapelle Leon Lybaert als burgemeester aangesteld (terug naar meer burgerlijk bestuur). Iedereen dacht dat de bevrijders snel zouden arriveren.  Het verliep echter anders.

Het 15de Duitse Leger met meer dan 100.000 manschappen was bij de aantocht van de geallieerden weggetrokken uit het Pas de Calais.  Het kreeg de nieuwe opdracht om de "Schelde Pocket" te verdedigen.  Zolang de Schelde-monding door Duitse troepen was bezet, konden geen schepen doorvaren naar de  haven van Antwerpen die op 4 september onbeschadigd in de handen van de geallieerden was gekomen.

Het 15de Duitse leger (ca. 120.000 man) volbracht op enkele weken tijd de overzet naar Breskens om ter hulp te snellen bij de slag van Arnhem.  De verdediging van de Schelde Pocket werd op 5 september 1944 toevertrouwd aan het 64ste Infanterie Divisie (ca. 12.000 man) o.l.v. generaal Knut Eberding.  Als een natuurlijke verdedigingszone zagen de Duitsers de twee afleidingsvaarten tot in Maldegem en dan verder het Leopoldkanaal tot bij de Braakman (Philipinne).  De verovering van die zone werd door de geallieerden de operatie "Switch Back" genoemd.

De Canadese troepen die de kust volgden botsten op een eerste Duitse weerstand langs de kanalenlijn Zeebrugge-Brugge-Gent.  Op 8 september konden zij na een hevige strijd een bruggenhoofd vestigen in Moerbrugge.  De gevechten duurden 4 dagen en eiste vele slachtoffers aan beide zijden.  Daarna trokken de Duitsers zich terug achter de afleidingsvaarten.

De haven van Zeebrugge wordt zwaar onder vuur genomen (Duitsers wilden niet dat de haven ongeschonden zou blijven voor de geallieerden zoals in Antwerpen gebeurde), de sluizen van de afleidingskanalen werden opengezet (inundatie van de polders rond Westkapelle en Ramskapelle), alle bruggen werden opgeblazen, …  De dorpskernen van Westkapelle, Ramskapelle en Oostkerke staken boven het water uit.  De inwoners verplaatsten zich met bootjes.  Alle contacten met het binnenland zijn onderbroken (met uitzondering van enkele radioposten van het verzet).  De electriciteits-, gas- en watervoorziening is stopgezet.  Ook moest er gezorgd worden voor de voedselvoorziening.

De sector waar de twee afleidingsvaarten naast elkaar lopen zou, behalve bij Moerkerke (Slag bij 't Molentje 13-14 september: In totaal waren 360 Canadezen over de kanalen getrokken, samen met enkele artilleriewaarnemers en begeleid door 80 roeiers.  Als verliezen staan opgetekend : 148 man : nl. 35 doden, 53 gewonden en 60 gevangen door de Duitsers  Op twee dagen tijd werden 11.000 granaten gebruikt, 486 obussen en 180.000 kogels afgevuurd door de Canadezen; de Duitsers telden 178 gewonden en ca. 100 doden)), omwille van de moeilijke overschrijdbaarheid, minder te vrezen hebben van de Canadese aanvallen.

Waar het mogelijk was deed het verzet zijn werk.  Op 7 september en op 21 september werden telkens 37 communicatiekabels doorgeknipt, kaartjes en schema's met positiebepalingen van de Duitsers werden doorgegeven aan de Canadezen, de radioposten bleven hun werk doen, …

Langs de frontlinie moesten op 16 september een aantal dorpen (Middelburg, Eede en Heile) geëvacueerd.  Op 24 september kregen de Zeebruggelingen en Heistenaren het bevel om hun gemeente binnen de drie dagen te verlaten  De stoet vluchtelingen van Heist naar Knokke (vele leegstaande villa's en hotels) kwam op woensdag 27 september nog onder vuur te liggen waarbij 44 gewonden en drie doden vielen.

De militaire operaties verschoven ondertussen steeds meer oostwaarts, richting Braakman waar onafgebroken gedurende drie weken tevergeefs strijd werd geleverd.  Op 6 oktober waren de Canadezen er dan toch in geslaagd op bij Stroobrugge (Maldegem) een bruggenhoofd te vormen (met list).  Op 13 oktober liggen er al twee genietroepen waarover tanks kunne rijden maar die geraakten de volgende niet verder dan Ede (enkele kilometers van het front – bruggenhoofd koste de volgende weken 111 Canadese doden en 422 gewonden)

Ondertussen was er ook een doorbraak ten noorden van de Braakman die door de Canadezen op 9 oktober werd overgestoken in de richting van Hoofdplaat..

Vanaf het begin van het bruggenhoofd bij Stroobrugge (Maldegem, waar vaarten uit elkaar gaan), bestookten de Canadezen Sluis omdat ze dachten dat daar een Duits hoofdkwartier was gevestigd.  De volgende dagen werd de beschieting nog opgevoerd.  Op 11 oktober wordt Sluis gebombardeerd en platgebrand.  De inwoners vluchtten naar de omliggende gemeenten.  Meer dan 80 % van de huizen werd verwoest en er vielen 61 burgerslachtoffers.  Vele gewonde Sluizenaren werden overgebracht naar het noodhospitaal in Knokke.

De Canadezen geraakten slechts zeer moeizaam verder.  Over de Braakman kwamen voortdurend versterkingen maar de Duitsers vochten om elke m² grond.  Bij Watervliet werd op 14 oktober een derde bruggenhoofd gevormd.  Bij de bevrijding van IJzendijke (17 oktober) vinden zelfs nog straatgevechten met de bajonet, plaats. Op 19 oktober wordt Aardenburg (belangrijke verbinding van de bruggenhoofden Braakman en Stroobrugge)  bevrijd, op 20 oktober staan de Canadezen reeds voor Oostburg en de volgende dag wordt Breskens veroverd.  Ondertussen lagen Knokke, Heist, Westkapelle en Ramskapelle, Sluis, Sint-Anna, Hoeke en Oostkerke bijna permanent onder vuur.  Vele vluchtelingen trokken naar Knokke.  De Duitsers geraakten in paniek en op zondag 22 oktober dynamiteerden zij de kerk van Oostkerke.  Enkele dagen later wordt de molen van Sluis in brand gestoken.

De Duitsers moesten steeds terugplooien.  Hun laatste verdedigingslinie bestond uit het afleidingskanaal van Retranchement,  de Damse Vaart en de afleidingsvaarten vanaf de (verwoeste Syphon) tot Zeebrugge.  Het grootste gevaar voor hen kwam echter uit het oosten.  De Canadezen moesten er ook rekening mee houden dat in het laatste stuk bezet gebied heel veel burgers samengetroept waren.

Op 29 oktober bereikten de Canadezen Cadzand en de volgende dag (30 oktober) staan zij in het Retranchement.  De Duitsers hadden de bruggen over het Uitwateringskanaal verwoest en hadden zich achter het kanaal verschanst.  Verkenners staken het kanaal over en vormden een bruggenhoofd waarna de genie een baileybrug over het water legde.  Vrij snel bereikten de Canadezen de wijk De Vrede.   Van daaruit volgden zij de Graaf Jansdijk en de Paulusdijk naar de Oosthoek (31 oktober).  Op die weg worden zij herhaaldelijk beschoten.  In die sector werden een 400-tal Duitse soldaten krijgsgevangen gemaakt.

De Canadezen in de Oosthoek werden gecontacteerd door de plaatselijke weerstand die hen vroeg om Knokke niet plat te schieten.  Een gepland bombardement van Knokke zou hierdoor in extremis zijn afgelast.   De Canadezen trokken (1 november 1944) door tot de bunkers van het Binnenhof waar generaal Eberding zijn hoofdkwartier heeft gevestigd.  De generaal gaf zich zonder veel problemen over.

Daarna volgde de plaatselijke Ortskommandant Müller die zijn hoofdkwartier had in het Prince's Hotel.  Een laatste grote hindernis die moest worden opgeruimd was het bunkercomplex bij 'de post' (Lippenslaan-Pierslaan).  Ten slotte wordt ook de versterking Tobroek (bij het vliegveld) ingenomen en de herbruikte Wilhelm II-batterij..

Diezelfde dag (1 november) trok een ander Canadees regiment door Sluis, Sint-Anna-ter-Muiden en Westkapelle.  Ze ontmoeten nog weerstand bij Schapenbrugge en op Vierwege (Lager).  Op de avond van 1 november waren nog enkel Duinbergen, Heist en Zeebrugge bezet gebied.

Een belangrijk verdedigingspunt van de Duitsers werd nog gevormd door de Duinenresidence op de Vossenhul in Duinbergen.  De strijd om de residentie was zeer hevig met verschillende doden en gewonden.  Canadese bronnen schreven : "de gevechten hier werden, ondanks de grote gevaren, door een talrijk kijkerspubliek, waaronder vrouwen en kinderen uit Knokke en Duinbergen, gevolgd.  Zodra de witte vlag zichtbaar werd, zwermden ze over de stellingen, geen acht slaand op het gevaar van mijnen en valstrikken."  Van Duinbergen trok men verder naar Heist en Zeebrugge die tegen de avond waren bevrijd waardoor de operatie "Switch Back" werd beëindigd..  De bevrijding van de Schelde Pocket had 207 Canadese officieren en 3.443 manschappen gekost.  De Duitsers telden ca. 5.200 krijgsgevangenen en ca. 5.000 doden.

| inhoudstafel |

I. De Franse Periode (1792-1815)

Van de snel opeenvolgende politieke gebeurtenissen op het einde van het bewind van Jozef II, vinden we weinig sporen terug in de parochies van Knokke-Heist. Na de Brabantse Revolutie (1789) en de oprichting van de Republiek van de Verenigde Nederlandse Staten, verkocht de Westkapelse Sint-Sebastiaansgilde een aantal stukken int doen vanden eede van trouw aen ’t volck... en voor onderstand aan de Staeten.

De Oostenrijkers konden nog even hun macht herstellen. De Westkapelse Sint-Sebastiansgilde die zijn schakels had verkocht voor de Verenigde Nederlandse Staten, draaide mee met de wind en men dichtte:

In het jaer 1790 den moed die was soo groot van heel het Nederlant
’t Scheen al dat Keysers was, dat moest op het sant
Den arent lag gevelt dog voor korten tyd
En wij weer Keyssers syn, trots alle die benyd.

Maar in 1792 werden de Oostenrijkse Nederlanden geannexeerd bij Frankrijk. In 1793 kende men een tweede Oostenrijkse Restauratie. Ook in Westkapelle vetrokken boeren ende spanieren om de Franschen te helpen verjaeghen. Bij hun terugkeer schonk de parochies 5 tonnen bier aen degonne voor dese prochie opgetrocken hebben tegen de Fransche natie op den Paesnacht 1793.

Na hun overwinning bij Fleurus (1794) werden de Fransen terug meester in onze streken. Op 26 augustus 1794 werd Sluis ingenomen. De Nederlanden bleven bezet, maar er was geen sprake van veel oorlogsgeweld.

Napoleon zou Knokke hebben bezocht (cfr. kadertekst) in functie van de kustverdediging tegen een mogelijke Engelse inval.  Het Hazegrasfort (bij de Hazegrassluis) werd opgeknapt (wordt dan ook soms het Frans Fort genoemd – na het bezoek van de Belgische koning Leopold I wordt het Leopoldfort genoemd).  Ook kwam op de kust, op het einde van een duinenweg die vanuit het dorp van Knokke vertrok (latere Zeeweg en Lippenslaan) werd een ‘permanence’ of wachtpost met een kruitmagazijn gebouwd (op het latere Lichttorenplein)

Ook toen Napoleon verslagen werd (1815) en ons land onder het Koninkrijk der Nederland kwam, waren er geen militaire problemen.

 

J. De Belgische Onafhankelijkheid (1830)

Onmiddellijk na de Belgische Revolutie (1830) ondervonden onze parochies geen noemenswaardige oorlogslast. Pas veertien dagen na de aanstelling van koning Leopold I op 21 juli 1831 ondernamen de Nederlanders de Tiendaagse Veldtocht (van 2 tot 12 augustus 1831).

Twee Nederlandse kanonneerboten kwamen op 5 augustus het Zwin opgevaren. Onmiddellijk werd groot alarm geslagen en de Groene Jagers brachten in allerijl een kanon van Brugge naar het Hazegras waar enkele schoten werden gelost. Eén van de kanonneerboten liep vast op de oever en de andere boot nam de vlucht. De Belgische strijders gingen hun overwinning vieren in de herbergen van Westkapelle. Ondertussen kwamen enkele soldaten uit Sluis en staken de sluiswachterswoning van het Hazegras in brand.

De volgende dag kwam een versterking van 340 manschappen met een kanon in Westkapelle aan. Er volgde een schermutseling met de Nederlanders waarbij vier Belgen werden gedood en vijftien gewond. Dit betekende het einde van de strijd.

Deze gebeurtenissen hadden wel de aandacht gevestigd op het strategisch belang van het Hazegras. Het Hazegrasfort werd in staat van verdediging gebracht en kreeg de naam Fort Leopold. Het fort heeft echter nooit militaire activiteiten moeten trotseren.

| inhoudstafel |

G. De Franse Oorlogen

Na de Vrede van Munster had men minder te vrezen langs de landgrenzen met de Verenigde Provinciën. In Munster had men echter geen oplossing gevonden voor de Spaans-Franse Oorlog die de zuidgrenzen van de Zuidelijke Nederlanden bedreigde en die ook een voor een grote onveiligheid op zee zorgde.

Aan de Zuidelijke landgrens hadden de Spaanse legers, gesteund door enkele Franse edelen, aanvankelijk succes maar zij werden uiteindelijk teruggeslagen. In 1659 sloot men het Verdrag van de Pyreneeën waarbij Artesië aan Frankrijk werd afgestaan. Deze hoge afkoopsom bracht voor een zeer korte tijd vrede.

Nog geen tien jaar later (1667) begon Lodewijk XIV de Devolutieoorlog. Na het overlijden van de Spaanse koning Filips IV meende Lodewijk XIV dat zijn vrouw Maria Theresia, die een dochter was van de Spaanse koning, recht had op de Zuidelijke Nederlanden. In mei 1667 stormden de Franse troepen onverwacht Vlaanderen binnen. Alle weerbare mannen uit het Brugse Vrije werden opgeroepen om de Oostendse Vaart te verdedigen. Westkapellenaren, Knokkenaren en Heistenaren moesten postvatten in Schipsdale en bij Twee Speien. Spaanse soldaten verbleven in Westkapelle waar de parochie zorgde voor de fourierementen van Spaignaerts, soo voetvolck als peerdevolck van vyf diversche compagnien. Ook in Heist legerde een regiment Spaanse soldaten. Westkapelle moest ook de wacht houden in Koolkerke en bij de Crackeelburgghe. Daarnaast werd de nodige brandschatting betaald aan de Franse troepen die waren doorgestoten tot voor Brugge en Gent.

De Verenigde Provinciën kregen schrik van de Franse troepen zo dicht bij hun grens. Zij brachten Engeland en Zweden samen in een Tripple Alliantie en zij dreigden met een militair ingrijpen tegen Lodewijk XIV. Deze internationale verwikkeling leidde tot de Vrede van Aken (1668). Lodewijk XIV trok zijn legers terug maar verkreeg opnieuw een aantal gebieden in Zuid-Vlaanderen.

De Vrede van Aken gaf de strijdende partijen een kortstondige adempauze. De Triple Alliantie viel snel uiteen. Engeland koos zelfs de zijde van Frankrijk en samen verklaarden zij in 1672 de oorlog aan de Nederlandse Republiek.

Opnieuw vielen de Fransen Zuid-Vlaanderen binnen en werd het Brugse Vrije gemobiliseerd. Inwoners van Knokke, Westkapelle en Heist onderhielden voortdurend de kustwacht en de torrewacht. De Heistenaren en Ramskapellenaren moesten ook in Hoeke gaan waken. Op 19 januari 1674 werden in Westkapelle drie tonnen bier geleverd alswanneer gheschiet is den alarm opden zeecant, daarin vergadert gheweest hebben by de twee hondert prochianen. Onze parochies hadden voortdurend last van Hollandstsche soldaten vant legher vande prince van Oragnen. Omdat de Nederlanders niet zouden plunderen werden schenkingen gedaan aan hun commandant. Vanaf 1677 kwamen daar nog de oorlogsschattingen aan de Fransen bij.

De Hollandse Oorlog, zoals die werd genoemd, werd beëindigd doordat de Verenigde Provinciën door diplomatieke manoeuvres het Frans-Engelse bondgenootschap in 1674 wisten te breken. Daarop begonnen vredesonderhandelingen die drie jaar later leidden tot de Vrede van Nijmegen( 1678). Lodewijk XIV trok zijn troepen terug maar behield opnieuw een stuk in Zuid-Vlaanderen.

Lodewijk XIV bleef streven naar gebiedsuitbreiding. Het verzwakte Spanje kon onvoldoende weerstand bieden en moest voortdurend beroep doen op vreemde mogendheden. Vooral de Verenigde Provinciën, die Frankrijk niet als buur wilden, en Engeland, dat voorstander was van een Europees evenwicht, steunden Spanje. Zo ook toen de Franse troepen een derde maal Vlaanderen binnenvielen in 1683. Zonder veel problemen bereikten zij Brugge en Gent.

Het Brugse Vrije riep alle beschikbare manschappen op om de Oostendse Vaart te verdedigen, kust- en torenwacht werden hersteld, oorlogsschattingen werden betaald aan de Fransen en de parochies moesten zorgen voor het logement van Hollandse en Spaanse troepen. Na de Vrede van Regenburg (1684), trokken de Fransen zich terug.

De Verenigde Provinciën, Oostenrijk, Spanje en Engeland verenigden zich in de Liga van Augsburg (1686) om Lodewijk XIV af te schrikken. De afschrikking had weinig effect want in 1689 vielen de Franse troepen nog maar eens Vlaanderen binnen. Niettegenstaande men in de Zuidelijke Nederlanden voorbereid was op een naderende oorlog, stootten de Fransen onmiddellijk door tot Brugge. De Gentse Vaart, de Oostendse Vaart en de Nieuwpoortse Vaart werden opnieuw gebruikt als verdedigingslinie voor het Brugse Vrije. Onze parochies werden bezet door bevriende legers : Nederlanders, Spanjaarden, Engelsen, Schotten en Duitsers.

In 1691 lagen drie compagnieën soldaten in Knokke en twee in Heist. Daarbij kwamen nog eens twee regimenten Nederlanders die naar Nieuwpoort trokken. In Heist droncken zy byna al het groot bier dat inde prochie te becommen was. Ook in Westkapelle verbleef een compagnie cavallerie van veertich mannen. Men betaalde opnieuw oorlogsschatting aan de Fransen terwijl men ook schenkingen deed aan de geallieerde troepen om hen tot vriend te houden. Zo kreeg de gouverneur van Sluis van de Westkapellenaren een last haver voor syn peerden omme by deze middel te voorcommen aen sulckdanighe excessen te laten gheschieden op dese parochie door syne militairen.

Vanaf 1695 keerden de oorlogskansen van de Fransen en dat leidde in 1697 tot de Vrede van Rijswijk die de Negenjarige Oorlog afsloot. De Fransen gaven de veroverde gebieden terug en de Verenigde Provinciën kregen een aantal barrière-steden waar zij troepen mochten legeren om bij een nieuwe Franse inval onmiddellijk te kunnen optreden.

 

H. De Spaanse en de Oostenrijkse Successieoorlog

De internationale politiek van het Europese evenwicht werd drie jaar na de Vrede van Rijswijk door elkaar gegooid door het overlijden van de Spaanse koning Karel II in 1700. Karel II had Filips van Anjou, kleinzoon van Lodewijk XIV en de Spaanse Maria Theresia en achterkleinzoon van de Spaanse koning Filips IV, als opvolger aangewezen. Door de uitvoering van het testament, dat volledig in de kaart speelde van Lodewijk XIV, zouden het Spaanse en Franse territorium vroeg of laat verenigd worden. De Verenigde Provinciën, Engeland en Oostenrijk verzetten zich dan ook tegen deze machtsconcentratie.

De Fransen bezetten onmiddellijk de Zuidelijke Nederlanden die nog steeds Spaans gebied waren. De Nederlandse troepen werden uit de barrière-steden naar Zeeuws-Vlaanderen teruggedreven en de Franse legers legden een verdedigingslinie aan tegen de Verenigde Provinciën Zo kwam de Zwinstreek weer volledig in het oorlogsgebied te liggen. De Franse defensie werd aangelegd door het trecken van een linie van de zee cant af nederwaerts tot het fort van Sint-Donaas. Met behulp van opgeëiste Knokkenaren werd het Sint-Donaasfort, het Isabellafort en de Linie van Cantelmo terug in orde gebracht. De Knokse boeren moesten allerhande oorlogsmateriaal van Brugge overbrengen naar het Isabellafort. De linie werd bevolkt met Franse soldaten, maar ook het Brugse Vrije moest 519 manschappen leveren. De aanduiding van vier soldaten uit Heist, gebeurde door een loting.

De Franse linie hield niet lang stand en de Nederlanders, met hulp van de Engelsen, konden in 1703 de Franse terugdrijven en Knokke en Heist veroveren. Om hun positie te versterken opende de Nederlanders de Zwarte Sluis en de Isabellasluis. Dit zorgde voor een inundatie en het zoute water was zeer nadelig voor de landbouw. Daarbij kwamen opnieuw de oorlogsschattingen die de parochies moesten betalen, zowel aan de Nederlanders als aan de Fransen.

De strijd verliep zeer wisselvallig. De teruggeslagen Fransen werden door de Hertog van Marlborough in 1706 verslagen bij Ramilles, maar zij konden in 1708 opnieuw Brugge en Gent bezetten. Uiteindelijk werden de Fransen in 1708 verslagen door Eugène de Savoi.

Vanaf 1709 werden geen Franse invallen meer gemeld, maar onze parochies moesten zware oorlogsschattingen blijven betalen aan de Hollanders tot de definitieve oplossing voor de Spaanse Successie werd vastgelegd in de vredesverdragen van Utrecht (1713), van Rostatt en Baden (1714) en het Barrière tractaat (1715). Filips van Anjou mocht de Spaanse troon bestijgen op voorwaarde dat hij verzaakte aan de Franse troon. De Zuidelijke Nederlanden kwamen echter toe aan Oostenrijk en de Nederlandse Republiek kreeg opnieuw een aantal barrière-steden.

Er werd ook een grenscorrectie doorgevoerd waardoor de verdedigingslinie en de forten van Knokke en Westkapelle volledig in Nederlandse handen kwamen. De grens vertrok op de kust tussen Blankenberge en Heist en liep over Heist en Westkapelle verder tot Middelburg. Hierdoor vielen een deel van Lissewege, Ramskapelle, Heist, Westkapelle, Hoeke en Lapscheure en heel Knokke onder de Verenigde Provinciën.

Het Brugse Vrije protesteerde heftig tegen dit grondverlies van 22 polders en 9150 ha en tegen het verlies van 7 dorpen. In 1618 werd een nieuwe grens vastgelegd. De dorpen kwamen terug bij de Oostenrijkse Nederlanden en de nieuwe grens liep over het Paulusfort via Vijfhuizen, de Linie van Cantelmo, de Zwarte Sluis, het Sint-Jobsfort tot aan het Lapscheurse Gat. Knokke moest 6 huizen en Westkapelle 2 huizen afstaan.

Daarna volgde een relatief lange periode van vrede en kon de landbouw en de handel zich enigszins herstellen. Toen de Oostenrijkse keizer Karel VI overleed, volgde zijn dochter Maria-Theresia hem op. De troepen in de Oostenrijkse Nederlanden waren zeer verzwakt en Lodewijk XV riskeerde daarom een inval. Zijn gedrilde legers vielen in juni 1744 binnen en konden zonder veel tegenstand heel Vlaanderen bezetten. In 1745 trokken de Franse soldaten Brugge binnen en in 1746 werd Oostende heroverd.

Toen de Fransen ook nog de Nederlandse verdedigingslinie rond Sluis wilden veroveren, kwamen onze parochies opnieuw in een oorlogsgebied te liggen. 52 Knokkenaren moesten de Fransen helpen bij het effenen van den landtdyck om het canon te vervoeren naert fort van Isabelle gedeurende het belegh van Sluys. In het voorjaar van 1747 namen men Sluis in en veroverde men een stuk van Zeeuws-Vlaanderen. In Knokke werd een garnizoen soldaten gelegerd uit vrees voor een inval van de Engelsen.

Aan de Oostenrijkse Successieoorlog kwam een eind in 1748 door de Vrede van Aken waardoor Maria-Theresia erkend werd als de wettelijke vorst van de Zuidelijke Nederlanden.

De Oostenrijkse Successieoorlog had vrij weinig schade met zich meegebracht. In de volgende Zevenjarige Oorlog (1756-1763) bleven de Oostenrijkse Nederlanden neutraal. Door het Verdrag van Versailles (1756) werden Oostenrijk en Frankrijk zelfs bondgenoten en zij steden samen tegen Engeland en Pruisen. Omdat de Oostenrijkers voor een Engelse landing op onze kust vreesden, legerde men Franse troepen in Heist, Westkapelle en Knokke. In 1759 stuurde het Brugse Vrije boden naar Torhout, Roeselare, Oostende en Blankenberge tot werven manschappen ten dienste vande Majesteyt tot bewaeren de zeecusten. Ook in Kortrijk sloeg men de trommel ten eynde ten engageren ofte enrolleren eenen grooten nombre van vrywillige kust-bewaerders, langs de zeekusten tusschen Nieuwport ende Sluys. Door de gevoerde neutraliteitspolitiek en de waakzaamheid aan de kust, ontsnapten onze parochies aan deze oorlog.

Jozef II volgde in 1780 Maria-Theresia op. Reeds in 1782 plande hij om de grens die in 1718 werd vastgelegd, opnieuw te vervangen door de grens van 1664. Daartoe moesten de verschillende forten veroverd worden zonder dat een oorlog met de Republiek uitbrak. Om de herovering in stilte te laten verlopen gebruikte hij een krijgslist. Onder het voorwendsel van een algemene klopjacht in Vlaanderen werden alle maréchaussees van het Brugse Vrije op 3 november samengeroepen in Brugge. De volgende morgen om 4 uur vertrokken zij in twee groepen naar het fort Sint-Donaas en naar het fort Sint-Pol. Een groep van 25 man kwam om 9 uur aan het fort Sint-Pol waar zij de Nederlanders sommeerden tot ruijminghe ende overleveringhe van het selve fort. Aangezien slechts drie Nederlanders aanwezig waren, besloten deze onmiddellijk de brug neer te laten en de sleutels te overhandigen. De inname van het fort Sint-Donaas verliep even vlot.

De forten langs de grens werden geslecht. Even vreesde men voor een nieuwe oorlog wanneer het gerucht de ronde deed dat een leger van 1300 à 1700 man en nog eens 100 kanonniers in Sluis werden verwacht. De waakzaamheid werd verhoogd, maar de verwachte troepen kwamen niet. Op 20 december 1783 controleerde men de nieuwe grenspalen. Keizer Jozef II kwam zelf de grens en de werken aan de nieuwe Hazegrassluis inspecteren. Hij besloot dat de nieuwe Sluis moest beveiligd worden met het Hazegrasfort, waarnaast ook een kade moest aangelegd worden.

Bij het fort bouwde men lazaretten voor de bemanningsleden van de schepen en de toevoerweg of Hazegrasstraat werd verbeterd. Na het Verdrag van Fontainebleau (1785; cfr. wijk De Vrede) trokken de Oostenrijkers zich terug en geraakte het Hazegrasfort in verval.

| inhoudstafel |

E. De oorlogen onder Keizer Karel

De daaropvolgende periode kwam een relatieve rust in onze parochies omdat Keizer Karel V zijn oorlogen in het buitenland ging uitvechten. Toch was de zee niet zo veilig. De vissers van Heist, Wenduine en Blankenberge bedreven hoofdzakelijk de cleene visscherie of kustvangst en de handelsschapen voeren zoveel mogelijk uit in konvooi. Daarenboven verbleven ook Spaanse troepen in onze streken. In 1523 legerde een regiment van 600 tot 700 Spanjaarden in Heist. Zij trokken langs de Vlaamse kust van Oostende naar Zeeland. Om deze troepen snel uit Heist te doen vertrekken, huurde het Vrije tien schepen in Sluis. De Spanjaarden weigerden echter in te schepen. Om te verhinderen dat de troepen begonnen te plunderen zorgde het Brugse Vrije voor de nodige bevoorrading : enkele vaten wijn, haringen en 100 witte broden. Uiteindelijk vertrokken de Spanjaarden op 28 februari.

Toen de oorlog tussen Karel V en Frans I, de koning van Frankrijk, in 1536 opnieuw uitbrak werd ook de bewaking van de kust en het Zwin verscherpt. Langs de kust werd Heist een belangrijk steunpunt en er werden drie stukken artillerie aangevoerd. In november 1536 vreesde men niet meer direct een Franse inval en kon de kustwacht worden opgeheven. Ook liet men het kasteel van Sluis verder vervallen en in 1541 werd zelfs de Toren van Bourgondië afgebroken, wat bewijst dat men zich veilig voelde.

Alhoewel in de eerste helft van de zestiende eeuw geen directe invallen in onze gewesten worden gemeld, vernemen wij regelmatig dat de kustbewoners gemobiliseerd worden om de wacht op te trekken langs de kust. Ook worden regelmatig konvooischepen uitgerust op kosten van het Brugse Vrije.

In 1546 trok men in Heist, Breskens, Kadzand en Raversijde de wacht op tegen Schotse zeerovers. Ook in 1548 werden wachtposten uitgezet in Breskens, Wulpen, Kadzand en Heist. De vissers van Heist, Damme, Sluis en Biervliet werden door het Brugse Vrije opgeroepen om bij te dragen voor de uitrusting van konvooischepen. Zij weigerden met de bewering dat zij de vorige jaren weinig beschermd waren geweest door de konvooischepen van het Brugse Vrije, maar dat zij wel werden gesteund door Zeeuwsche schepen.

Het jaar daarop verordende Keizer Karel dat alle schepen die op de zee voeren bewapend moesten zijn. De vissers protesteerden opnieuw omdat hun boten zo klein waren en omdat zij maar enkele kilometers van de kust voeren.

Vanaf 1550 kwam er opnieuw deining van Frankrijk. De kustwacht werd ingesteld vanaf 2 oktober 1551. Twee mannen werden als wachters op de duinen in Heist geplaatst. Het jaar daarop werd een volledige mobilisatie afgekondigd. Boden bezochten onze parochies om de weerbare mannen duidelijk te maken wat zij moesten doen wanneer men de seignen en teeckenen zag die men toghen zoude indien de vianden up tlant commen wilden.

 

F. De Godsdienstoorlogen en de Tachtigjarige Oorlog

Terwijl men zich op de zeeroverij en een eventuele landing op de kust of in de monding van het Zwin, concentreerde, dreigde gevaar van de andere kant.  Sociaal-economische onrust, versterkt door ontevredenheid op religieus gebied, brachten vanaf 1563 grote onveiligheid met zich mee. Roversbenden trokken door het Vlaamse land en het Brugse Vrije was verplicht om te doen waecken upde kercken ende de lansman te voorsien van wapenen. Deze bewakingsposten konden niet beletten dat de Beeldenstorm zich in 1566 vanuit de Westhoek over Vlaanderen kon verspreiden. Onze parochies zouden wel gespaard zijn gebleven van de Beeldenstorm.

Als represaille stuurde Filips II de Hertog van Alva naar onze streken om de rust te herstellen. Opstandelingen vluchtten naar Engeland en de Noordelijke Nederlanden van waaruit wij partitien of plundertochten organiseerden. Het Brugse Vrije bleef vanaf 1568 bijna permanent in staat van paraatheid. Op de torens van Kadzand, Knokke en Heist werden telkens twee wachters geplaatst. Dit bevel werd herhaald in 1569, 1571 en 1572. Men plaatste wachters up de zeedycken ende torren vanden kercken staende omtrent de zeedycken. Prochiepapen ende andre gheestelicke personnen worden verzocht om ’s nachts in de kerken te gaan slapen.

In Kadzand plaatste het Brugse Vrije in 1571 acht kanonnen en leverde het 68 wapenuitrustingen. Een compagnie Spaanse soldaten legerde in Heist en inwoners van Hoeke en Monnikenrede kwamen de Knokkenaren helpen bij het waken up de torre.

De Watergeuzen veroverden in 1572 Vlissingen dat ze als uitvalsbasis gebruikten voor hun piraterij. Vanuit Spanje kwamen 11 galeien en 1600 soldaten om het Brugse Vrije te beschermen. De Hertog van Alva probeerde nog meer inwoners van het Vrije te mobiliseren, maar hij werd gewaarschuwd dat vele inwoners sympathiseerden met de rebellen en hen zelfs steunden, zodat hij op hen beter niet kon vertrouwen.

In Heist was een zeker persoon, befaemt van te vertrecken uten vorseiden dorpe naer Vlissinghe ende Zeeland.

In september 1572 landden enkele schepen uit Vlissingen in Heist. De invallers konden de kerk van Heist plunderen, maar zij werden wel teruggeslagen. Daarop werd de kustwacht nog verscherpt.

Ondertussen hadden de Watergeuzen Aardenburg ingenomen. De plaatselijke bevolking kon hun oprukken niet tot stilstand brengen en de opstandelingen drongen door tot aan de wallen van Sluis, Damme en Brugge. Er werd versterking gevraagd en uit Antwerpen kwamen een aantal compagnieën Spaanse en Waalse soldaten die in Sluis werden gelegerd. Deze vreemde troepen verergerden de plaatselijke toestand aangezien de bevolking niet enkel meer de Watergeuzen had te vrezen maar ook nog deze nieuwe troepen.

De Watergeuzen bleven hun guerrillaoorlog verder zetten. Wanneer zij konden landden zij op de kust en na een korte plundertocht trokken zij zich terug. Soms slaagde men er in enkele rebellen te vatten. Op 22 maart 1574 werden vier rebellen opgepakt die ghecommen waren uit Vlissinghe.

De strijdende partijen probeerde hun posities te versterken. De Watergeuzen kregen Walcheren in handen en de Spanjaarden legerden garnizoenen bij Oostende, Damme, Sluis en Aardenburg terwijl ook de vestingen van Sluis werden hersteld.

De voortdurende onveiligheid demotiveerde de inwoners van het Brugse Vrije. De Watergeuzen planden ondertussen een grote inval. Opnieuw slaagden zij er in om in Heist te landen. Op 30 augustus 1575 werd de prochie van Heyst by de rebellen van Vlissynghe berooft ende verbrandt. Gelukkig kon de aanval afgeslagen worden, maar het toonde nog maar eens de zwakte van de verdediging aan.

De strijd werd even stilgelegd na de Pacificatie van Gent op 30 december 1576. Dankzij deze tijdelijke godsdienstvrede kon het Calvinisme zich vanuit Gent verspreiden over de andere Vlaamse steden en in het Brugse Vrije. Willem van Oranje werd op 1 september zelfs feestelijk ontvangen in Brugge.

De Spaanse koning Filips II stuurde Farnese naar hier om de Nederlanden te heroveren. De Spaanse troepen rukten op vanuit Wallonië en Willem van Oranje verschanste zich in Brugge. Hij organiseerde een verdedigingslijn van Oostende over Brugge en Dame naar Gent. In november 1581 verplaatste hij zijn hoofdkwartier naar Middelburg in Vlaanderen.

Om tactische redenen erkenden de Noordelijke Provincies de Hertog van Anjou als hun nieuwe koning. Deze kwam dan ook met 54 Franse schepen de Watergeuzen ter hulp in Vlissingen op 10 februari 1582.

Ondertussen naderde Farnese met zijn troepen. Hij heroverde in 1583 Duinkerke en Nieuwpoort. Oostende kon hij niet innemen maar hij naderde steeds meer Brugge en Damme. De commandant van Damme probeerde waarschijnlijk nog de stad te verdedigingen door een inundatie maar dat mislukte. Ondertussen had Brugge zich op 25 mei overgegeven en ook Damme capituleerde. Sluis, bleef, net als Oostende, in handen van de rebellen. Dit had zeer nadelige gevolgen zowel voor de landbouw als voor de visserij. Bovendien controleerden de Watergeuzen vanuit Sluis de toegang tot Brugge.

Farnese had in 1585 Antwerpen veroverd en besloot vervolgens eerst Sluis in te nemen. De Sluizenaars hadden zich echter stevig verschanst. De tactiek van Farnese bestond er in om de stad van alle bevoorrading af te snijden. Daarom liet hij eerst de stad omsingelen zodat de bevoorrading over land onmogelijk was. Om te verhinderen dat de Watergeuzen Sluis zouden bereiken via het Zwin, werd aan de monding een geniebrug gebouwd. Deze brug bestond uit platte schuiten die verbonden waren door loopplanken (Hij had die tactiek reeds toegepast bij de bevrijding van Antwerpen)

De Engelse graaf Leicester, opvolger van de hertog van Anjou,  kwam met een vloot om Maurits van Nassau te helpen bij het ontzetten van Sluis. Om de brug van Farnese te vernietigen stuurde hij een brandend schip naar de brug. De manschappen van Farnese konden nog net op tijd enkele schuiten losmaken zodat het brandend schip zonder schade door de brug kon varen. Daarna werd de brug terug gesloten.

Graaf Leicester trok zich terug en Farnese begon een waar bombardement op Sluis. Met 174.002 schoten uit 60 kanonnen werd een bres geschoten in de verdedigingsmuren. De Sluizenaren begrepen dat verdere tegenstand nutteloos was en op 5 augustus 1587 gaf de stad zich over.

Na de val van Sluis was de strijd nog niet gedaan. Oostende bleef nog in handen van de vijand, de Staatse schepen deden nog aan zeeroverij voor de kust en zij bedreigden nog steeds de kustgemeenten. Over zee veroverden de opstandelingen in 1590 zelfs Blankenberge. Zij probeerden op te rukken naar Brugge, maar werden teruggedreven in Zuienkerke.

Nog lieten zij niet af en Prins Maurits van Nassau ontscheepte met een leger op een nacht in november 1593 in Knokke. Hij probeerde via Damme, Brugge te bereiken, maar een deel van zijn troepen verdwaalde in het duister en zij moesten zich ’s morgens terugtrekken.

De Spanjaarden versterkten ondertussen de Zwinstreek. In Kadzand werd een versterkt fort opgericht dat ook de vloot moest beschermen. De kerk van Heist, die in 1575 reeds ernstig had geleden, werd omgebouwd tot een steunpunt. De toren diende als uitkijkpost en de kerk zelf diende als onderkomen voor een garnizoen Spaanse ruiters. De kerk brandde in 1600 om een ongekende reden – onvoorzichtigheid van de Spanjaarden ? – uit en de ruiters moesten verhuizen.

Nog liet Maurits van Nassau het niet afweten en in 1600 ondernam hij een nieuwe poging om een deel van het Brugse Vrije in handen te krijgen. Deze keer probeerde hij over land. Vanuit Filipinne wou hij over Assende, Eeklo en Maldegem, Nieuwpoort bereiken en Oostende ontzetten. Ook deze poging mislukte maar de prins gaf niet op.

Op 25 april 1604 landde hij in Cadzand met een vloot van ca 800 schepen. Een eerste poging om Sluis te veroveren mislukte. Daarop begonnen de Staatse troepen met een omtrekkende beweging en zij namen IJzendijke en Aardenburg in. Daarna sloten zij Sluis steeds meer in. De steun vanuit Brugge en Damme werd verdreven. Uiteindelijk moesten de Spanjaarden de stad Sluis overleveren; Op 20 augustus 1604 verlieten 3.387 Spaanse, Duitse en Italiaanse soldaten de stad terwijl nog ca 1500 galeislaven en een aantal krijgsgevangenen achterbleven.

De verovering van Sluis, Aardenburg en IJzendijke betekende een zware klap voor de Spanjaarden. Deze klap werd slechts gedeeltelijk goedgemaakt door de inname van Oostende op 22 september 1604.

De beide partijen probeerden eerst hun stellingen in bescherming te brengen. De Spanjaarden bouwden drie forten langs de frontlijn, nl. Sint-Jorisfort (1599 – reeds in 1605 verlaten en weggespoeld) Het Sint-Jobsfort (1599), het Sint-Donaasfort (1605) en het Sint-Frederiksfort. Ook de Nederlanders bouwden een aantal versterkingen langs hun kant.

Uitgeput door de voortdurende strijd werd in 1609 het Twaalfjarig Bestand gesloten dat beide partijen de tijd gaf om op adem te komen. Onmiddellijk na het verstrijken van het bestand in 1621 organiseerden de Nederlanders opnieuw plundertochten in onze parochies.  Aan Spaanse zijde werden het Sint-Donaas- en het Sint-Jobsfort opgeknapt (1620).  Daarna bouwden ze enkele aanvullende forten : Sint-Isabellafort (1622 – De Vrede), Sint-Theresiafort (1622 – ter vervanging van verdwenen Sint-Jorisfort – voorbij de Vrede richting Retranchement).  Vijf jaar later werd de bestaande fortenlinie uitgebreid met het Sint-Paulusfort (1627 – Oosthoek) en het Sint-Bernardusfort (1627 – tussen Sint-Isabella en Sint-Paulusfort – huidig waterzuiveringsstation).

Aan de overzijde zat men ook niet stil en werd  het “Retranchement” gebouwd (1622) met aan de noordzijde het Oranjefort en aan de zuidzijde het Nassaufort.  Ook werden de versterkingen van Sluis verbeterd.

Daarbij moesten de parochies nog belasting betalen aan het Brugse Vrije en vreemde troepen onderdak verlenen en voeden, terwijl de landbouwopbrengsten zeer laag waren. Daarom vroeg Westkapelle in 1621 vrijstelling van belasting met als reden het overcommen vanden gandschen legher in september 1621 ende wedercommen in october daernaer, ten respecte vant verlies van hunne vruchten ende andere goedinghen vanden zelven ouygst, ende oock luttel ghebruick hebben connen doen ten jaere 1622 deur den overlast vant volck van oorloghe aldaer continuelick ghelogeert.

In 1634 werd op aandringen van Graaf Fontaine, de bevelvoerder van de Spanjaarden, de zogenaamde Linie van Fontaine afgewerkt. De linie moest de voortdurende uitvallen van de Sluizenaars verhinderen. De volgende jaren werd de verdedigingsgordel versterkt maar buiten enkele dreigingen kwamen er geen echte invallen meer.

De parochies klaagden meer over het gedrag van de Spaanse legers en hun bondgenoten. André de Cantelmo, die in 1638 superindentant vanden volcke van oorloghe in Vlaenderen was geworden, verordende in 1638 en 1640 dat zijn troepen opeisingen mochten doen in het gebied. Hij liet ook de bestaande Linie van Fontaine versterken.  Het stuk van de linie tussen het Isabellafort en het Sint-Donaasfort wordt dan ook de Linie van Cantelmo genoemd.

De relatieve rust werd grondig verstoord toen de Noordelijke Nederlanden in 1643 een verbond sloten met Frankrijk. De Fransen poogden vanuit het zuiden Vlaanderen te veroveren terwijl de Nederlanders vanuit het noorden een offensief inzetten. De verdedigingslinie in de Zwinstreek hield goed stand. De Spanjaarden kregen versterking van Engelse troepen die in Oostende landden. In Knokke werd een compagnie ruiters gestationeerd. Gelukkig voor de Spaanse Nederlanden kwam er een breuk in het bondgenootschap tussen Frankrijk en de Verenigde Provinciën door een wederzijds wantrouwen van paapsen en protestanten.

Dit wantrouwen werd nog versterkt in de voorbereidende gesprekken voor het Verdrag van Munster waaraan Spanje, Frankrijk en de Verenigde Provinciën deelnamen. De Verenigde Provinciën stuurden aan op een afzonderlijk verdrag met Spanje. Dit verdrag werd uiteindelijk getekend op 30 januari 1648 in Munster en het was zeer belangrijk voor onze streek omdat de grens tussen de Verenigde Provinciën en de Spaanse Nederlanden werd overeengekomen.

De beide partijen behielden het gebied dat zij bezet hielden, maar de grens moest wel 300 roeden (ca 1150 meter), of de afstand van een kanonschot, buiten de Noord-Nederlandse versterkingen liggen. Dat had o.a. als gevolg dat Sint-Anna-ter-Muiden in twee werd verdeeld. Verder werden het Zwin en het Lapscheurse Gat als grens beschouwd. Het Zwin bleef, net als de Schelde, gesloten voor Zuid-Nederlandse schepen en er werd ook besloten om een aantal forten langs beide zijden te slechten. Deze vrede zou eeuwigdurend zijn.

De volgende jaren werden dan ook de forten van Sint-Donaas, Sint-Paulus en Sint-Theresa gesloopt. De kanonnen van het Sint-Paulusfort werden door Knokse boeren naar Brugge gebracht. Het Isabellafort werd echter nog een tijd in stand gehouden (fort wordt in 1678 na de Vrede van Nijmegen gedeeltelijk geslecht).

| inhoudstafel |

C. De Honderdjarige Oorlog

De sociaal-economische en politieke onrust bleef bestaan, toen de graaf partij koos voor zijn Franse leenheer in zijn strijd tegen Engeland. Dit had als gevolg dat in 1336 de Engelse koning Edward III de wolexport naar Vlaanderen verbood en de Engelse wolstapel verlegde naar Dordrecht. De Vlaamse steden, die voor een groot deel afhankelijk waren van Engelse woltoevoer, kozen de zijde van de Engelse koning. Onder leiding van Jacob van Artevelde gingen zij Edward III huldigen als hun leenheer. Toen Edward III in 1340 naar Sluis wou komen blokkeerde de Franse vloot de Zwinmonding. De Franse vloot werd echter verpletterend verslagen.

 

image001

Zeeslag bij Sluis 1340 (Froissart)

De Vlamingen probeerden zich vervolgens zo neutraal mogelijk op te stellen om de handel, zowel met Engeland als met Frankrijk veilig te stellen. Dit belette niet dat voor onze kust regelmatig aan zeeroverij, waaraan ook de Vlamingen deelnamen, werd gedaan.

De Vlaamse graaf Lodewijk van Male beval de Vlaamse schepen in 1377 zelfs om in konvooi te varen. Dit kon niet verhinderen dat in 1378 een dertigtal Vlaamse schepen gekaapt of beroofd werden door de Engelsen. De schepen behoorden aan burgers uit Damme, Sluis en Brugge en zij brachten wijn en haring mee. Toen Normandische kapers, niet alleen Engelse, maar ook Vlaamse schepen begonnen aan te vallen, liet de Vlaamse graaf een aantal vissers uit Heist, Blankenberge, Nieuwpoort en Duinkerke oproepen om zich klaar te maken voor de strijd. Aan de kaperij kwam een eind toen Lodewijk van Male en de Franse koning Karel V in 1370 de vrede op zee overeenkwamen. Twee jaar laten sloten ook de Franse en de Engelse koning een tijdelijk verdrag.

De rust was echter niet hersteld in Gent dat zich nog steeds verzette tegen de graaf Lodewijk van Male die steun ging zoeken in Frankrijk. De Gentse Witte Kaperoen versloegen de graaf op het Beverhoutsveld bij Brugge (13 mei 1382) en de graaf vluchtte naar Frankrijk. De Vlaamse steden Brugge, Ieper en Kotrijk sloten zich aan bij Gent.

Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, volgde in 1384 zijn schoonvader Lodewijk van Male op. Onmiddellijk trad hij kordaat op tegen de Vlaamse steden. Met de steun van de Franse koning wist hij de Gentenaren, die in 1385 Damme hadden ingenomen om de vaarweg naar Brugge te blokkeren, te verdrijven.

De strijd met Gent werd beëindigd met de Vrede van Doornik waarbij de Gentenaren hun alliantie met Engeland afzwoeren.

Dit laatste was belangrijk voor Filips de Stoute die samen met de Franse koning een invasie in Engeland begon voor te bereiden. De hertog bracht in 1386/87 een vloot van 287 schepen samen in Sluis. Voor de Zwinmonding lag de Engelse vloot te wachten, maar het kwam niet tot een zeeslag omdat de beide partijen een wapenstilstand sloten voor 5 jaar. De handelsstad Brugge had deze vrede dringend nodig om de vreemde handelaars van de Duitse Hanza, uit Catalonië, Portugal, Genua, enz. terug aan te trekken. Daartoe moest eerst de veiligheid op zee hersteld worden en moest de Zwinmonding extra beveiligd worden. Langs de vaarweg naar Brugge lagen de volgende verdedigingspunten : het kasteel van Lembeke, de stad Sluis met een kasteel en de stad Damme. Filips de Stoute liet tegenover het kasteel van Sluis in 1394 de Bourgondische Toren bouwen.

Ondertussen bleven Engelse kapers, vanuit Calais, onze kust onveilig maken. Vanaf 1396 kregen deze de steun van Zeeland die de zijde van Engeland had gekozen. Zeeuwse en Engelse kapers opereerden voor de Vlaamse kust en verhinderden zo de internationale handel. Regelmatig kwamen de kapers in botsing met Vlaamse vissersboten die zich ook hadden bewapend. Bij één van die schermutselingen werden enkele Heistenaren gedood en 13 anderen werden meegevoerd naar Engeland. Een afvaardiging van het Brugse Vrije trok naar Calais om de Heistenaren vrij te krijgen. Alhoewel de Engelsen meenden dat de vorseide corvers van Heys sere vele misdaen hadden kwamen de Heistse vissers toch vrij.

De strijd culmineerde in een rechtstreekse aanval van de Engelsen die in mei 1404 met een grote vloot voor de kust van Heist lagen. Onmiddellijk werd groot alarm geslagen in het Brugse Vrije. Alle beschikbare vissersboten werden samengetrokken in Sluis, maar zij konden niet verhinderen dat de Engelsen de Zwindelta binnenvoeren en ontscheepten in Wulpen en Cadzand. Ook plunderden zij enkele schepen van de Duitse Hanza.

Een jaar later planden de Engelsen een inval in Sluis. De stad had zich echter goed voorbereid en kon de aanval afslaan waarbij een zestigtal Engelsen sneuvelden. De Engelsen plunderden dan maar de parochies Sint-Anna-ter-Muiden, Knokke, Heist, Kadzand en Westkapelle. Omdat de toren van Westkapelle  diende als vaarbaken of richtpunt om het Zwin binnen te varen, was deze toren zeer belangrijk.  De Vier Leden van Vlaanderen kwamen daarom overeen om de toren op hun kosten te herstellen. De werken waren klaar in 1410.

Ondertussen hadden Vlaanderen en Engeland in 1406 en 1411 een vrede gesloten. De beide partijen bleven echter op hun hoede en regelmatig kruisten oorlogsschepen voor de Vlaamse kust. Dit was nodig omdat de Zeeuwse, Normandische en Schotse zeerovers niet betrokken waren bij de vredesonderhandelingen.

In 1414 kon hertog Jan zonder Vrees de vrede tekenen met Holland en Zeeland en op aandringen van de Duitse Hanza werd het vredesverdrag met Engeland verlengd tot 1417. Deze overeenkomsten werden echter zeer dikwijls geschonden langs beide zijden. Er was voortdurend diplomatiek overleg nodig om de wederzijdse schade te vergoeden en zo de gemoederen te bedaren.

Deze toestand verslechterde toen Filips de Goede na de Vrede van Utrecht (1435) openlijk de kant koos van Frankrijk. Hij hoopte daardoor de nodige vrede met Frankrijk te bekomen om zich bezig te houden met de interne politiek. Onmiddellijk begonnen de Engelse kapers opnieuw de Vlaamse schepen aan te vallen.

Nadat een aantal Sluizenaars, op terugweg van La Rochelle, door Engelse zeerovers in het Kanaal waren aangevallen en vermoord, besloot hertog Filips de Goede om de Engelse vlootbasis in Calais te veroveren. Er werd een leger, waaronder ook Heistse vissers, gemobiliseerd dat naar Calais trok. De expeditie naar Calais werd een mislukking want na negentien dagen belegering trokken de aanvallers zich op 28 juli 1436 terug.

Deze poging om Calais in te nemen werd gevolgd door een razzia van de Engelse troepen. Reeds op 14 augustus 1436 voer een Engelse vloot voor de Vlaamse kust. Het Brugse Vrije stuurde een aantal boten naar het Hazegras omme overzien de plaetse, of men daer soude moghen maeken zekere bolwerken. Of het bolwerk er ooit is gekomen is niet geweten maar niets belette de Engelsen om Sluis aan te vallen en enkele schepen te beroven. Brugge legerde van 2 september 1437 tot maart 1438 een afdeling soldaten te Damme om een mogelijke aanval af te slaan.

Deze voortdurende oorlogstoestand had zware gevolgen zowel voor de Engelse, als voor de Vlaamse internationale handel.

Daarom werd in 1439 een vrede gesloten tussen Filips de Goede en de Engelse koning. Deze vrede voorzag in een veilige vaart voor de Engelse, Vlaamse en Oosterse handelsschapen en de havens zouden geen onderkomen bieden aan piraten.

De problemen met de Engelsen waren even opgelost maar de Honderdjarige Oorlog was nog niet voorbij want de Franse zeerovers bleven de Vlaamse schepen plunderen. Burgers van het Brugse Vrije werden opgeroepen om de wacht op te trekken maar in 1453 landden de Fransen toch op Wulpen en Kadzand. Het Brugse Vrije besloot schepen te bewapenen om de haringvissers te beschermen. Hiertoe moesten de vissers een deel van hun haringvangst afstaan.

De spanning met de Franse koning Lodewijk XI verhoogde in 1465 toen de oorlog van de Ligue du Bien Public gewonnen werd door de hertog van Bourgondië. Een represaille onder de vorm van een landing op de Vlaamse kust was niet denkbeeldig. De inwoners van Knokke, Westkapelle en Heist werden gemobiliseerd om de wacht op te trekken. Omdat het Hazegras terug als zwakke plek in de verdediging werd gezien werden ook inwoners van Oostkerke, Dudzele en Ramskapelle opgeroepen om de Knokkenaren en Westkapellenaren te helpen. De Heistenaren werden als talrijk genoeg beschouwd om hun plan te kunnen trekken. Ook werden twee paarden, één uit Knokke en één uit Westkapelle, opgeëist om voortdurend langs de kustlijn heen en weer te rijden. Of dit kordate optreden een voldoende afschrikking was is niet bekend, maar de Franse inval bleef in elk geval uit.

Alhoewel in oktober 1468 vrede werd gesloten, werd deze snel verbroken zodat bijna voortdurend de wacht moest opgetrokken worden en oorlogsschepen worden uitgerust. Ook de vredes van 1472 en 1479 hielden niet lang stand.

D. De opstand tegen Maximiliaan van Oostenrijk

Toen Maria van Bourgondië in 1482, na een val van haar paard overleed, weigerden de Leden van Vlaanderen om haar echtgenoot Maximiliaan van Oostenrijk te erkennen als de nieuwe regent. Zij wilden van de overgang profiteren om in grote mate zelfbestuur te verkrijgen en zij kwamen in opstand. Maximiliaan wou de opstandige gebieden militair heroveren en aangezien hij de steun van Zeeland had verkregen, vreesde het Brugse Vrije een inval vanuit het oosten. Opnieuw werden handelsschepen gepraaid en werd Wulpen vernield.

Het Brugse Vrije riep weer op om de wacht op te trekken langs de westelijke oever van het Zwin. Het bevel van de verdediging van het Hazegras stond onder Pieter Debey, hoofdman van Heist. Deze verdediging was echter niet opgewassen tegen de militaire macht van Maximiliaan. Op 21 juli 1484 gaf Brugge zich over. De Leden van Vlaanderen sloten op 28 juni 1485 de Vrede van Sluis waarbij Maximiliaan als regent werd erkend.

In 1488 laaide de opstand tegen Maximiliaan terug op. De keizer werd vanaf 5 februari 1488 in Brugge gevangen gezet. Op 16 mei kwam men tot een akkoord daarbij stond Maximiliaan een deel van zijn macht.

Deze overeenkomst werd echter onmiddellijk geschonden door Maximiliaan, die militaire steun kreeg van zijn vader, de Duitse keizer Frederik III. De militaire actie van de opstandelingen werd geleid door Filips van Kleef die van Sluis zijn uitvalsbasis maakte. Opnieuw werd een harde strijd gevoerd en moesten onze parochies manschappen leveren. In Heist lagen 150 gheselle van oorlogen om de kust te bewaken. Maximiliaan kwam echter oprukken vanuit Middelburg. Op 6 juni 1488 werden de inwoners van het Oostvrije opgeroepen om het kasteel van Lembeke te bewaken. De omgeving van Damme werd onder water gezet en in Monnikenrede werden 100 manschappen gelegerd.

Omdat de aanval de beste verdediging is, riep men in het Vrije op dat alle weerachteghe mannen vanden Oostvryen ghewapent trecken zouden te Middelbuerch...dat alle de ghuene, die met spaden en houwelen wercken consten, dat zy ter stont trecken zouden te Middelburg. Ondertussen dreigde er gevaar van de andere kant en riep men op in diversche prochien int Noordvrye omme tvolc .... te vergaderene ... te zenden t Oosthende, de welke ghesommeirt waren vanden vianden.

De stad Oostende werd onmiddellijk versterkt tegen een mogelijke inval. De grootste bedreiging kwam echter van de oorlogsvloot die Maximiliaan had samengebracht in Antwerpen. Toen deze vloot naderde, trokken de Franse troepen, die de opstandige steden hadden gesteund, zich terug. Op 3 augustus 1489 trokken zij van Brugge naar Heist om daer te scepe te gaene.

De Duitse troepen, o.l.v. de Graaf van Nassau, konden in september 1489 Damme heroveren, waardoor Brugge niet meer bereikbaar werd via het Zwin en zo zijn bevoorrading verloor. Brugge capituleerde dan ook in november 1489 en het sloot met Maximiliaan de Vrede van Tours.

Sluis bleef echter in handen van Filips van Kleef die weerstand bood aan de keizer. Vanuit Sluis werden rooftochten gehouden in de omliggende parochies. Deze parochies hadden bovendien te lijden van de vreemde troepen van Maximiliaan die hier verbleven en bovendien was veel land onder water gelopen omdat de strijdende partijen gebruik maakten van inundaties. Zo liet Filips van Kleef de Graaf Jansdijk doorsteken zodat deze achterliggende polders door het zoute water werden overspoeld. Het einde van de strijd werd vastgelegd in de Vrede van Damme in oktober 1492.

| inhoudstafel |