Het grootste gedeelte van het natuurlandschap van de Zwinstreek bestaat uit oude polders. Daarmee bedoelen we de polders die voor halfweg de 17de eeuw werden ingedijkt.
Door de eeuwenlange verkaveling en herverkaveling van het gebied vormen de oude polders een lappendeken van akkers en weiden (op de lagere en nattere gronden), die beperkter in oppervlakte zijn dan in de nieuwe polders.
De landwegen kronkelen door het landschap. In sommige gevallen gaan ze terug op vroegere schapenwegels of op schorrekreken. Ook worden verschillende dijken gebruikt als landwegen.
De oudste dijken, als de Kalveketedijk, zijn door hun oorspronkelijk defensief karakter, niet hoog boven het omliggende land verheven. Wanneer men langs een van die dijken rijdt merkt men soms dat het niveau van het land aan de zeezijde hoger is dan het land langs de landzijde. Dat komt omdat de zee langs de zeezijde meer tijd heeft gekregen om grond af te zetten. Hogere dijken zal men vooral in de nieuwe polders aantreffen.
De grotere verkaveling vereist dat de verschillende percelen, met dikwijls zeer onregelmatige grenzen, duidelijk afgebakend zijn. Die afbakening gebeurt meestal door een gracht of waterloop waarlangs de typische knotwilgen of "tronken" staan.
Een belangrijk landschappelijk element zijn de vele mooie witgekalkte polderhoeven van het langgeveltype die verspreid liggen in het gebied. (FT)