De oktoberdagen van 1918 te Moerkerke

J. A. J. Waeterhouck

In 1916 werden er lijsten aangelegd van de mannen, die de ouderdom van 16 tot 50 jaar bereikt hadden. Zij werden tewerk gesteld hij het Duitse leger. Te Moerkerke moesten zij een vliegveld aanleggen; versterkingen bouwen langs de Nederlandse grens; spoorlijnen aanleggen te Klemskerke en in de omstreken van Gistel. Er waren zelfs jongens bij van 14 jaar.

De weerbare mannen moesten maandelijks naar de “controle”, die plaats had op de speelplaats van de meisjesschool,

Op het einde van de oorlog, in oktober 1918, werden al de weerbare mannen opgeëist om hun dorp te verlaten naar een onbekende bestemming. Wij waren drie gebroeders, respectievelijk 21, 20 en 17 jaar oud.

Op 2 okt. te 17 uur, was er controle voor de weerbare mannen en voor al de paarden. De samenkomst had plaats in een weide van Leopold Dalle, waar nu Paul Geulenaere woont. De mannen van Lapscheure mieken deel uit van onze groep. Wij werden op rang geplaatst, en de paarden werden gecontroleerd. Onze pakken werden op de wagens geladen; en de achttienmaanders werden achteraan de wagens vastgebonden. Onze karavaan was vergezeld door enige oude Duitse soldaten. Toen we een half uur ver waren, zo ongeveer op Scheewege, kwam er een bevel dat we mochten naar huis gaan; maar ‘s anderendaags moesten we terugkeren, te 8 h voor de mannen en te 10 h. voor de paarden.

3 Oktober. Er werden 130 van de schoonste paarden genomen. Wij moesten op de weide blijven tot 14 h. Dan kwam de tijding dat we allen naar huis moesten gaan tot verder orders. Maar om 8 h.‘s avonds was er een nieuw bevel, dat mannen en paarden 's anderendaags te 8 h 30 moesten op de verzamelplaats zijn.

4 Oktober. We werden op rang geplaatst en genummerd. De kommandant deed zich voor de laatste maal nog eens gelden. Het was van ”Pakken op” en “Pakken af” De paardemannen moesten zich bij hun paarden plaatsen en vertrekken. De overigen vetrokken om 11 h. Rond 10 h. ‘s avonds kwamen wij te Waarschoot aan. De mannen met de paarden moesten de baan nemen naar Zomergem. De paarden werden in de weiden gejaagd. De mannen vonden een onderdak in de schuren en stallen van de omliggende hoeven.

Maar de mannen van de kust waren ons daar voor en zij hadden al de beste plaatsen bezet. Al de deuren bleven dicht. Te langen laatste kwam er toch iemand kijken om te weten waar we vandaan kwamen. Mijn broer en ik hadden veel geluk. De man die ons toesprak kende maar één persoon in Moerkerke, nl. X. Toen we zegden dat het ons vader was, mochten we onmiddellijk mee naar binnen. Er was geen bed beschikbaar, maar ze mieken voor ons een “paljas par terre”. De mannen van de kust vertrokken de volgende dag; wij namen hun plaats in. Gans de nacht hoorden we schieten; het was in de nabijheid van de weiden.

5 Oktober. De paarden werden geteld: 30 paarden waren verdwenen. Er werd verteld dat we verder moesten. Gelukkig was het een vals alarm. Om 11 h. ging ik naar Lovendegem om een bezoek te brengen aan mijn kameraad. Ik ontmoette hem op het gemeentehuis waar hij werkzaam was. Bij hem thuis was er geen plaats meer, want de vrienden uit Brugge waren daar. Mijn kameraad en ik gingen een herberg binnen. De waardin bereidde mij een lekkere portie gebakken aardappelen. Om 16 h. was ik te Waarschoot terug. Van die brave mensen daar kregen we ‘s middags patatten en ‘s avonds kazakken. “Toespijs” (broodbeleg) hadden we in onze rugzak: want mama had er een brood, een potje vet, een stuk Amerikaans spek en een gebraden konijn in gestopt.

Zondag, 6 oktober. Te 7 h woonden we de H. Mis bij. Het bestuur van Waarschoot had een comitee opgericht om al de weggevoerden te helpen. In een fabriek, dicht bij het station, kregen we elk 1 liter soep en een vierde van een brood. Onze paarden en wagens waren we kwijt. Met ons drieën besloten we naar Kalken te gaan, waar we kennissen hadden. Maar om 11 h. kwam er een Duitse soldaat, een Elzasser, die deel uit miek van de opeisdienst te Moerkerke, om 6 mannen, 2 wagens en paarden te halen, die naar Moerkerke moesten rijden om haver te halen voor de paarden. De drie broers mochten mee naar huis. In het naar huis rijden hoorde ik de Duitsers vertellen dat ze achteruittrokken en dat de geallieerden op hun stellingen zouden blijven: er zou hier een neutrale zone ontstaan.

8-9-10 Oktober. Mijn oudste broer en een paar boeren moesten haver naar Waarschoot voeren. Mijn jongere broer en ik bleven thuis, omdat we vernomen hadden dat veel weerbare mannen in het geheim naar huis kwamen. Te Moerkerke gaven de Duitsers opnieuw bevelen alsof er niets gebeurd was. En toch was er iets op komst.

Op zondag 13 oktober deden de Duitsers het volgende bericht aflezen: ”Het is aan iedereen verboden te zaaien. Al het zaaigraan moet ingeleverd worden”.

15 Oktober. In de nacht van Maandag op dinsdag begon de volledige ontruiming van de streek.

18 Oktober. Om 20 h. vertrok de ”Kommandantur” met heel haar aanhang. Zij namen 50 koeien en 20 zwijnen mee.

19 Oktober. 's Morgens was er geen Duits soldaat meer te zien, tenzij de wachten op de vaartbruggen van ‘t Molentje en Jaxsens. Onze soldaten waren in aantocht: te 14 h. waren ze in het dorp. Terwijl de klokken luidden en de vlaggen hingen te wapperen, deden de Duitsers Molentjesbrug springen. Onze cyclisten reden naar Kaxsens brug en verjoegen de Duitsers vooraleer zij hun vernielingswerk hadden kunnen verrichten. Op de draden van de Hollandse grens was er geen elektriciteit meer: de grens was open. Alles wat de Duitsers opgericht en achtergelaten hadden, verdween.

22 Oktober. De militairen vermoedden dat er spionnen rondliepen. Schild-wachten en burgers bewaakten de wegen. Vreemdelingen werden voorgeleid. Personen die de Duitsers bevoordeeld hadden of medeburgers verklikt, werden aangehouden. In de woningen, waar de Duitsers gelogeerd hadden, werd alles vernield en op straat geworpen. Het haar van die vrouwen werd afgesneden.

00000000000   0000000 000000000000

De oktoberdagen van 1918 te Moerkerke

J. A. J. Waeterhouck

Rond de poldertorens
1963
01
032-034
Achiel Calus
2023-06-19 14:37:15