Militaire maatregelen tussen Brugge en Het Zwin, van 1831 tot 1839

Broeder Gaëtan c.f.x.

Benevens de beruchte tochten van de Franse avonturiers Kolonel Grégoire en Vicomte de Pontécoulant, bestond de Belgische Revolutie van 1830 in onze streek vooral in ruzies tussen de militaire overste Ledel en de beheerders van de grote Wateringen: kwestie van sluizen en overstromingen. Tot aan de Tiendaagse veldtocht (2 tot 12 aug. 1831) besteedde het Belgisch militair Bestuur - voor zo ver er een bestond - weinig of geen aandacht aan onze streek. De Tiendaagse Veldtocht en de fameuze “Zeeslag” aan de Hazegrassluis, samen met schermutselingen aan de Bakkersdam en verder naar het oosten, hebben de belangstelling van de Militaire Overheid voor onze hoek enigszins wakker geschud.

Er wordt besloten de legermacht in Vlaanderen te reorganiseren om de streek tegen invasie te beschermen. De genieofficier die daarmede belast werd, kreeg als directieve: het bezit te verzekeren van de toegangen naar Brugge en Gent; beletten dat vijandige détachementen belastingen komen heffen in de rijke gemeenten van het noorden. Daarom langs de Zeeuws -Vlaamse grens een reeks halfbestendige vestingswerken aanleggen. Die moeten gereed zijn tegen 10 oktober 1831, datum van het waarschijnlijk hernemen der vijandelijkheden. Ze moeten zo sterk zijn, dat ze tweemaal de tijd kunnen uithouden die nodig is om versterkingen aan te voeren; en de reserves mogen niet verder dan op een halve dagmarch gelegen zijn.

Voor de sector Knokke - Brugge kwam dit hierop neer: Er was ten hoogste 1 bataillon voorzien (misschien 800 man), waarvan 1 compagnie (100 tot 125 man) het Hazegras bezette. Tussen het Hazegras en Damme stond op elke 3 minuten afstand een wacht opgesteld (2), zodat elke beweging van de vijand van uit Sluis, in min dan 8 min. door de reserves te Damme was gekend. Na de verovering van de Linie, voerden de Hollanders in de sector Vlaanderen, nog alleen maar afleidingsmanoeuvers uit. Ze hadden daar geen leger: ten hoogste 5000 man reserve op Walcheren, en in heel Zeeuws – Vlaanderen waren er met moeite zo veel. Dus achtte de Mlitaire Overheid het voldoende kleine versterkingen aan te leggen om de toegang naar Holland te versperren en om de belangrijkste sluizen te dekken. Maar de tegenslagen van oogstmaand hebben de moraal van de Soldaten verslecht: er is “manque de cohésion et indiscipline, absence d'esprit offensif et de confience en soi-même”. De genieofficier van het distrikt Gent besloot daarom langs de grens een grote hoeveelheid postjes op te richten, ten einde aan de soldaten te geven “quelque récomfort et quelque stimulant” De haast waarmede inspectie en oprichting gebeurden, schaadde de kwaliteit van het werk. De waarheid is: dat heel dit verdedigingssysteem nooit erg veel heeft betekend.

De strategen van die dagen deelden de frontlinie in Vlaanderen in 3 aanvalsfronten, bepaald door de Vaart Brugge - Sluis en de Vaart Gent - Terneuzen. In het eerste deel, tussen de Zee en Damme, moesten de Zwinvaart en de Hoekevaart dienen tot “Position d'arrêt”, waarachter de verdediging moest worden georganiseerd. Dit verhoogde nog het belang van de Hazegrassluis en van de Zwarte Sluis. (3)

In deze sector nu waren de steunpunten de volgende:

Het Hazegras: De Franse batterij, Fort Napoléon geheten, tegen de Hazegraspolderdijk, zou versterkt worden; en het oude Hazegrasfort gedeeltelijk heropgericht. In november 1831 wordt er dan ook aan het Hazegras gewerkt, want de boeren van Knokke weigeren te helpen om met paard en wagen aarde aan te voeren: de wegen zijn veel te drassig. In het num. van 1 jan. 1832 noemt de “Journal des Flandres” dit fort voor het eerst “Fort ou Camp Léopold” . Daar was geen drinkwater en vele mannen stierven ten gevolge van de heersende polderkoortsen. In de maand februari 1832 sloeg dan ook het garnizoen van het fort aan het muiten, omdat het reeds meer dan 2 maanden zonder aflossing op deze afgezonderde en ongezonde post lag. Wellicht ten gevolge daarvan, werd de bezetting sedertdien om de 14 dagen afgelost.

Schapenbrugge: de 17 april 1832 meldt de “Journal de Belgique” dat de retranchementen aldaar bijna gereed zijn, en dat te midden daarvan een barakkemant wordt opgericht voor de soldaten. Dit fortje lag vlak te noorden van de Zwinvaart, oost tegen de steenweg op Sluis. (4)

De Nachtegales: een verschansing wordt opgeworpen bij de Cantelmolinie.

De Zwarte Sluis: reeds in 1830 was die dichtgeworpen langs de kant van Sluis, om te beletten dat de Hollanders die de Passluis beheersten, zeewater in de Hoekevaart zouden jagen en de polders onder water zetten. Te huidigen dage is de toestand aldaar nog omtrent dezelfde. De borstwering die in 1832 werd aangebracht in het toegeworpen deel, is echter moeilijk terug te vinden.

Het Fort St.-Donaas: alleen een barak wordt er gebouwd, volgens de Standaerd van Vlaenderen, 3 mei 1832.

Damme: de oude vestingen worden door de genie hersteld. Hoornwerk (5), gedekt door een demi-lune, moet na het noord-oosten het gat stoppen waar het kanaal door de vesting loopt.

Brugge: aarden batterieën van onregelmatige vorm, worden opgeworpen buiten de Dampoort, de Kruispoort en de Gentpoort. Daar worden in februari 1832 kanonnen op geplaatst. Buiten de Dampoort wordt een barak gebouwd voor de soldaten. Op 20 aug. 1832 komen een tiental kanonnen op de veste tussen de Dampoort en de Kruispoort. Een redoute van 30 m. zijde, wordt opgericht aan het Fort-Lapin, te westen van de baan naar Dudzele op 300 m. van de Kom. Van Damme ging de verdediging verder langs de Lieve. Strobrugge was het volgende steunpunt.

2015 01 04 135731

1834

Zo komen we in het jaar 1834. Het bleek dat herstellingswerken nodig waren aan al die retranchementen. Vele waren inderhaast en gebrekkig opgetrokken. Het leger had een beter moraal, meer aanvalslust, en vroeg niet meer overal naar borstweringen om achter te schuilen. Na rijp overleg besloot het Ministerie van Oorlog, dat alleen deze zouden behouden blijven en uitgebreid worden, die deel hadden uitgemaakt van een vroeger linie, of welke op staatsgronden gelegen waren.

Te Brugge werd alles geslecht. Ook de redoute aan het Fort - Lapin, omdat die te ver buiten de stad lag.

Te Damme werd alles bewaard.

Sint - Donaas moest buiten gebruik gesteld worden: het was veel te groot voor een eenvoudige observatiepost.

De Franse Batterij te Knokke vond genade in de ogen van de experten.

Maar het Hazegrasfort moest verlaten worden: “zo een groot oud Oostenrijks fort, waarvan alleen het zuidelijk deel enigszinds behoorlijk was hersteld! Het in goede staat brengen zou enorme kosten vergen: de graszoden moesten van ver aangebracht worden en er was geen werkvolk voorhanden. Daarbij, het klimaat was er ongezond”.

De posten aan de Nachtegale en aan De Zwarte Sluis moesten verlaten worden.

De “Courier Belge” meldt dat de Franse Batterij en het Hazegrasfort reeds sedert aug. 1833 grotendeels verlaten waren; slechts enkele mannen hielden er de wacht over de kanonnen. Van een andere kant weet het gemeentearchief van Knokke ons mede te delen, dat er in mei 1834 in elke hoeve ginder ver, soldaten lagen. Eén gloriedag tenminste heeft het Hazegrasfcrt nog gekend. Dat was op 26 aug. 1834. Toen kwam er hoog bezoek: Koning Leopold I in eigen persoon! Dit bezoek hield misschien verband met de voorbereiding van de koninklijke rede in de Senaat op 11 november daarop volgende. Toen kondigde Leopold I de spoedige oprichting aan van een verdedigingslinie, in de Kempen. Over de maatregelen in Vlaanderen, viel echter geen woord.

Bij de hervorming van 1834 ontsnapt dus alleen de post aan Schapenbrugge aan de algemene afschaffing: die blokkeerde de grote baan op Sluis. Ook Strobrugge zou behouden blijven zolang de vijandelijkheden duurden.

1838

Het duurt nu weerom een jaar of vier voor we iets vernemen over het Leopoldsfort. Tenzij in het gemeentelijk archief van Knokke voor oktober 1836. Er liggen op de gemeente 2 detachementen artillerie: één op de hoeven en één op het Fort. Alle veertien dagen is er aflossing op de redoute. Het gemeentebestuur klaagt weer dat het alle lasten alleen moet dragen.

Een nieuwe bedreiging van oorlog in 1838 deed de aandaoht weer richten op de verdedigings - werken in Vlaanderen. Kapitein Hockel, belast met het geniewerk bij het kommandement van de 2 Vlaamse Provincies, werd door het Ministerie van Oorlog aangesteld om een project op te maken voor het in staat van defentie brengen van onze sector. Weer is men van oordeel dat het doel van de troepen in de omschrijving Gent er moet in bestaan, de toegangen te blokkeren. Over de sluizen denkt men weer anders dan in 1834: ze moesten verdedigd worden (in 1834 was men van oordeel dat de vijand hetzelfde effect kon bekomen met een dijk door te steken)

Ziehier een lijst van de werken die onder Hockel zouden zijn uitgevoerd:

Knokke: de Franse Batterij, die een excellente basis had, werd in goede staat gebracht. Het oude Hazegrasfort werd geslecht en de werken die deze post uitmaken, bestaan nog alleen uit een Redoute en een Lunette die elkaar flankeren; en verbonden zijn door een gebroken courtine. De redoute is rechthoekig en heeft een developpement van 200 m.; de grachten zijn 13 m. breed en 4 m. diep. Aan de ingang is een barrier en een ophaalbrug. De facen van de lunette zijn 35 m. en de flanken 14. De gebroken courtine strekt zich uit over 110 m. Er waren 6 vuurmonden, waarvan 2 “pièce de côte”. Het garnizoen omvat een kompagnie gelogeerd in een ongedekte kazerne met schietgaten.

Schapenbrugge: een blokhuis wordt gebouwd en bij de ingang werd een retranchement opgeworpen dat enig kruisvuur toeliet.

De Zwarte Sluis: een wachthuis, gedekt door een klein retranchement.

Wat werd daar eigenlijk aan “gewerkt” ?. Alles samen, bijna niets. Maar het koste de schatkist bij de 4.000.000 in huidige munt.

Hockel wilde ook nog het Fort - Lapin heroprichten; een lunette opwerpen voor de Dampoort te Brugge en een redoute op de weg naar Koolkerke. Dus echt legergedoe: oprichten in 1831, afbreken in 1834, en alles weer oprichten in 1838!

Na het vredesverdrag van april 1839, gebood het Opperbevel het slechten van de retranchementen aan de Zwarte Sluis en aan Schapenbrugge. Reeds in maart 1840 worden verkocht “alle de bouwmaterialen voortskomende van het onlangs nieuw gemaekt fort, blokhuys en poedermagazijn aan de Schaepenbrug”. (6)

Het Hazegrasfort bleef tot in 1854 voorkomen op het budget van het Ministerie van Oorlog, onder het kapittel “Matériel du Génie”. Hoe lang was het toen al verkooht en in hofstede veranderd ?

Als we nu te Knokke een wandeling maken, en van Siska's naar de Hollandse grens rijden, komen we juist voorbij het laatste huis op Belgisch grondgebied, aan een dikke muur die langs de baan als dijk dienst moet doen. Laten we daar van de fiets stappen: we staan op het oude Hazegrasfort. Enkele stappen terug en een boogscheut te noordoosten van de hoeve van Dhr. Walter Vande Sompele, vinden we in een stuk weide, de overblijfsels van de Redoute van 1838 . Die ligt tamelijk ver van de fameuze Hazegrassluis en het verwondert ons dan ook niet dat in het militair rapport van 1840 reeds, er op gewezen wordt, dat bij het oprichten van de redoute, het bijzonderste doel, het verdedigen van de sluis, uit het oog werd verloren. De gebroken courtine waarvan spraak in het verslag van 1838, is niets anders dan de dijk die vanaf de redoute verder naar het zuiden loopt: de Burkelpolderdijk, toen ook Zeedijk genoemd. Het hogere deel van de dijk diende als borstwering en aan de voet, aan de westkant, is nog goed de verhoogde weg te zien. Juist voorbij de eerste plooi van die dijk ligt, naar de buitenkant toe, een hoogte in de weide. Dit is de basis waarop de lunette van 1838 was opgetrokken. Die lunette staat nog getekend op de kaart Van der Maelen 1846-54 (7) Doorheen deze courtine loopt de zo besproken Hazegrassluis. We mogen niet nalaten binnen te stappen op de hofstede die vlak nevens de Hazegrassluis gelegen is.

Dijkgraaf Jan Cauwels zal ons vriendelijk ontvangen. Het ziet er meer een blokhuis uit, dan een Vlaamse hoeve. Het is ook werkelijk de kazerne door de Oostenrijkers gebouwd en door de Belgen in 1830 – 39 gebruikt en hersteld. Nog zijn de schietgaten in de muren voorhanden. Achter het hoofdgebouw moeten we zeker gaan kijken naar het Prison van het Hazegrasfort. Een gebouwtje is ‘t dat er uitziet ale een ouderwetse zwijnenstal, maar dat 5 deuren had en in 5 cellen was verdeeld. Of ze daar ooit gevangen Hollanders in gestoken hebben, valt wel erg te betwijfelen. Maar misschien was het alleen om “koekskes” te geven aan eigen manschappen . Denk maar aan de muiterij van 1832. En daar zaten natuurlijk nog al eens minder interessante mensen tussen. Zo lezen we in het gemeentearchief van Knokke dat Burgemeester De Visch bij de Hogere Legerleiding te Brugge niet alleen herhaaldelijk zijn beklag doet over de lasten die de gemeente en de boeren te dragen hebben om de soldaten al die jaren te onderhouden, maar hij klaagt nog eens speciaal over een zekere Emiel Mahieu. Dat heerschap, zegt de burgemeester speelt hier fourrier en kantinier, laat zijn paard in de graanvelden van de boeren grazen; en is een gevaarlijke kerel van zeer slecht gedrag. De dienst lijdt er veel onder en daarom vragen wij U, Meneer de Kolonel-Kommandant, bevel te geven dat die Mahieu en de andere vreemden die er geen zaken hebben, van het Fort zouden verwijderd worden.

Br. Gaëtan c.f.x.

(1) De meeste gegevens van deze kleine studie komen uit een handschrift berustende op het Museum van het Leger te Brussel. Het Hs. omvat onder meer:
Note sur l’état des fortifications de la frontière zélandaise des Flandres, 12 novernbre 1840.
Notice sur les travaux de campagne établis à la frontière des Flandres depuis Ostende jusqu'à Anvers, 24 novembre 1834.
Note sur l’état actuel des fortifications de la frontière zélandaise des Flandres, 1840.
Note sur la défense de la frontière des Flandres, 9 mai 1838.
Het artikel daarover verschenen in de “Carnet de la Fourragère” sept '56
12e série nr 3, en van de hand van Dhr Jaen Lorette, adjunkt - Konservator van gezegd Museum, werd mede gebruikt.
Enkele details uit het archief van Knokke werden aangegeven door J. Opdedrinck in “Knock — Histoire et Souvenirs”.

(2) Volgens mededeling van R. De Keyser uit het kerkarchief van Oostkerke, was de toren van Oostkerke één van de observatieposten.

(3) Al het water van de streek werd toen, niet zoals nu langs Heist, maar wel langs het Zwin in zee geloosd.

(4) Mondelinge traditie bij de Familie Strubbe, die daar tot voor kort van vader op zoon heeft gewoond, op de plaats zelf waar de redoute heeft gestaan.

(5) Hoornwerk is een stuk verdediging van twee punten voorzien, en aan de buitenkant tegen de top van een versterking aangebracht.

(6) Top. Woordenboek K. De Flou bij Schapenbrugge.

Militaire maatregelen tussen Brugge en Het Zwin, van 1831 tot 1839

Br. Gaëtan c.f.x.

Rond de poldertorens
1959
02
013-018
Achiel Calus
2023-06-19 14:37:15