Parochie Koudekerke - Leengoed Heys   
Enkele oorkonden

Jacques Larbouillat

De oude parochie Koudekerke, voorloopster der huidige gemeente Heist, zou volgens Ir J. E. Delanghe, ontstaan zijn op een eiland.

De oorspronkelijke kustwal was door de wisselwerking der natuurelementen verbrokkeld  in een reeks eilanden, waaronder het eiland Koudekerke-Knokke.

Het eiland ontstond tussen twee bressen in de kustzoom. Het breidde zich westwaarts uit tot voorbij Heist en grensde aan de bres tussen Koudekerke en Scarphout. Noordwaarts was de grens, op een drietal Km. van de huidige kust, aan de Noordzee, tot aan de Paardemarkt, een zandbank voor Knokke. Oostwaarts grensde het aan de Zwinmonding. Zuidwaarts eindigde Koudekerke in de richting van Ramskapelle en Westkapeile aan een wad (slikken en schorren). Deze wad was de geul die de bres van Scarphout met de Sincfala verbond, en die door de Evendijk werd afgezoomd.

Het eiland moet reeds vroeg bewoond geweest zijn, door vissers en strandschuimers, die door de monniken van de Sint-Bertijnsabdij van Sint-Omaars gekerstend werden. Men weet nochtans niet wanneer dezen de parochie van Koudekerke hebben gesticht. Misschien in het begin van de 12e eeuw? (1)

De eerste oorkonde waarin Koudekerke vermeld wordt verschijnt in het jaar 1221 (2). Aanvankelijk zou Koudekerke een dochterstichting zijn geweest van Lissewege, en er voor 1249 van afgescheiden zijn (3).

Deze eerste oorkonde meldt ons de verkoop voor zes jaar, van de opbrengsten der tienden te Lissewege en Koudekerke door Giselbert, heer van Sint-Winnoksbergen aan Woitinus Cant en Lambert Grawerkara.  Met uitzondering van 50 pond, die zijn moeder er te innen had, uit hoofde van haar bruidschat (4).

Op 28 maart 1222 laat dezelfde kasteelheer weten, dat hij zijn tienden, die hij bezat te Lissewege en te Koudekerke, voor  tien jaar heeft verpand aan de abdij van Sint-Bertijns voor de som van 1.600 Vlaamse ponden. Mits de vroegere rechthebbenden op dezelfde tienden te vergoeden (5).

Uit een oorkonde van 5 maart 1227 (6) waarin Paus Honorius III de bezittingen opsomt en bevestigt van de abdij van Sint-Bertijns, blijkt dat de kerk van Koudekerke met de kapel en het hospitaal “Sancte Caterine” te Knokke, één parochie vormen.

In de maand augustus van het jaar 1242 (7) geven Thomas van Savoie en Gravin van Vlaanderen Johanna van Konstantinopel toelating aan Gillebert (zoon) van Sint-Winnoks-Bergen en Maroie, zijn vrouw, om vier schoven van de tienden der parochies Lissewege en Koudekerke te verkopen aan de abdij van Sint-Bertijns, op dewelke deze laatste het patronaat uitoefent. Ridder Gillebert hield deze tienden in leen van de Graaf van Vlaanderen. Op 1 september 1244 (8) wordt de verkoop gesloten in tegenwoordigheid van Walter, bisschop van Doornik.

In oktober van 1253 (9) verklaart Walter, bisschop van Doornik, de kapel van Knokke gescheiden te hebben van Koudekerke, met de toestemming van de abt van Sint-Bertijns.

In 1388 (10) op 13 december, laat Ridder Wouter van Meetkerke weten, hoe hij de goede zorgen en trouwe diensten bewezen door zijn lieve nicht Margriet, dochter van Roegeers van Meetkerke, wil belonen. Hij geeft haar een leengoed, Heys genaamd, liggende in een tiende binnen de parochie van Koudekerke in het Brugse Vrije. In dit tiende heeft Wouter van Meetkerke de vijfde of zesde schoof.

Hij geeft haar een vierde deel van een schoof (scove) met al wat er toebehoort. Wouter van Meetkerke heeft dit leengoed in leen “ende in manscepe”  van de Burggraaf van Sint-Winnok-Bergen in Frans-Vlaanderen. Dit leengoed was vooreerst geleend aan een zekere van der Ee, maar deze was uit Vlaanderen verbannen omdat hij zijn broeder vermoord had.

Wouter van Meetkerke wil het hof niet verwaarlozen, en hij weet dat zijn nicht en haar erfgenamen, het leengoed goed zullen beheren, en dat de ondergeschikten “versterkt ende verbetert” zullen zijn. Margriet van Meetkerke mag het in vrije eigendom gebruiken. Ridder Wouter bezegelt deze oorkonde (desen tsaertre) met zijn zegel “daeraf hanghende”. Ten einde deze oorkonde nog meer geloofswaardigheid te geven verzoekt hij de leenmannen van de Hertog van Boergondië:  Willem Pierlaen, Jan Vanderley, Jan de Brouckere, Sander van Praet en Germaan de Volre, deze oorkonde eveneens te bezegelen.

0000000

Koudekerke was de naam van de kerk en Te Reys was een leengoed (11). De parochienaam is naar alle waarschijnlijkheid, een plaatsnaamverhuizing, daar Koudekerke bij Sint-Winnoks-Bergen, ook tot de Sint-Bertijnsabdij behoorde. Tot nu toe zijn er enkel bewijzen, dat de oude dorpskerk gebouwd werd achter de Evendijk, op de plaats waar nu het oude kerkhof is (12). Deze kerk werd afgebroken rond de jaren 1875.

----------------------------------

 Bronnen :

  1. De Oorsprong der Vlaamse Kustviakte, door Ir J.E. De Langhe, Knokke 1939, blz.  85 - 86 -123.
  2. Woordenboek Karel De Flou, deel V, kol 753.
  3. Rond de Poldertorens, afl 2 juli 1959, blz 6, Rene De Keyser en Joh. Ballegeer.  -  Dit is West-Vlaanderen, uitg. Flandria, Blz 505, door M. Van Coppenolle.
  4. Recueil des Chartes du Prieuré de St. Bertin à Poperinghe et de ses Dépendances à Bas-Warneton,  ét. F.H. D’Hoop, Bruges 1870. Publié par la Soc. Emul .  blz. 50 nr 51.
  5. Les Chartes de St. Bertin, 1886, door E. H. Daniel Haigneré, blz. 270  nr 620,  Deel I.
  6. Idem 5,  blz. 311 nr 710 Deel I.
  7. Idem 4,  blz.  69 nr 71.
  8. Idem 4,  blz. 71 nr 72; blz 73 nr 73.
  9. Idem 5,  blz. 16 nr 897 Deel II.
  10. Idem 5,  Deel II, blz 58 nr 1007.
  11. Idem 4, blz 193 nr 149.
  12. Idem 2, Deel  V  kol 761.
  13. Idem 1, blz 124 en 130.

---------------------------------------

Parochie Koudekerke - leengoed Heys

Jacques Larbouillat

Rond de poldertorens
1961
04
147-149
Achiel Calus
2023-06-19 14:37:15