Sint-Anna-Ten-Vrijen   -  Een verdwenen parochie uit onze streek

Dr. Jos De Smet

Mude, het later Sint-Anna-ter-Muiden, dat voor het eerst vermeld wordt in 1213, ontving in maart 1242 van de graaf en de gravin van Vlaanderen, dezelfde stadsrechten als Brugge. De stad Sluis bestond toen nog niet, en de zetel van de waterbaljuw, die belast was met de politie van de haven van het Zwin, werd te Mude gevestigd (1).

Het stadje bleef afhankelijk van Brugge voor het beroep tegen de vonnissen van zijn schepenen. Alhoewel het binnen het gebied van het Brugse Vrije lag, was het volledig onafhankelijk van de schepenen van het Vrije. Zo vindt men zijn naam niet vermeld in de rekening van het Brugse Vrije over het jaar 1576, waar, in de ontvangsten van de belastingen, al de ambachten van het Vrije, evenals de heerlijkheden die met het Vrije medegingen, vermeld staan.

Nochtans worden al de omliggende parochies aldaar vermeld. Eerst in het Ambacht van Aardenburg: Sint-Kruis (Aardenhurg), Sint-Laureins, O.L.Vrouw bezuiden en benoorden (buiten Aardenburg), Koksijde (bij Sluis), O.L.Vrouw buiten Sluis, Heinkeswerve, Heile, Kadzand en Sint-Baafs (buiten Aardenburg). De parochie Moerkerke wordt afzonderlijk vermeld. En dan volgt het Ambacht van Oostkerke met de parochies Oostkerke, Lapscheure, Sint-Katerine-buiten-Damme en Westkapelle (2).

Gedurende de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) tussen Spanje en de opstandige Provincies van Noord-Nederland, werd Sluis in 1604 voor goed door de Noordnederlanders ingenomen. In 1609 werd een Twaalfjarig Bestand gesloten tussen Spanje en Noord-Nederland; en in 1610 werd de voorlopige grens tussen beide landen afgebakend. Toen werd een deel van Sint-Anna-ter-Muiden, namelijk het stadscentrum rond de kerk, bij Noord-Nederland ingelijfd tot op een afstand zover als het zwaarste kanon van de vesting van Sluis reikte. Dit is zo gebleven na de Vrede van Munster in 1648, en het werd definitief vastgelegd in het verdrag over de grens, tussen beide landen gesloten in 1664 (3).

In de rekening van het Brugse Vrije over het jaar 1608, zien wij dat voor het eerst een deel van het gebied van Sint-Anna, dat onder Spanje gebleven was, nu bij Westkapelle en dus hij het Brugse Vrije was gevoegd. De ontvangsten van het ambacht van Oostkerke vermelden de parochies Oostkerke, Sint-Katerine-buiten-Damme en Westkapelle “met St Anne ter Muden ten Vrijen es gebleven” (4).

Voor de eerste maal komt daarin verandering in de rekening van het Brugse Vrije over het jaar 1662. Onder de ontvangsten van het Ambacht van Oostkerke vinden wij Sint-Anna afzonderlijk opgegeven als parochie. Ziehier de sommen waarvoor de onderscheidene parochiën aangeslagen waren: Oostkerke 1299 lb.(pond) 18 schell. 4 den(ariën) parisis, Westkapelle 9129 lb.(pond) par, Lapscheure 760 lb.(pond) 6 schell. 8 den. par, Sint-Katerine-buiten-Damme 609 lb.(pond) 14 schell. par, en Sint-Anna-ter-Muiden: Néant (5).

Hetzelfde vinden wij in de achtereenvolgende rekeningen van het Brugse Vrije tot en met 1672, waar Sint-Anna nog altijd afzonderlijk vermeld wordt, maar zonder aangifte van het bedrag aan belastingen. De rekening van 1672 geeft de volgende nota: “Ste Anna ter Muyden, alsoo dese prochie byde leste limytscheydinge (1664) is bevonden aen desen lande (het Brugse Vrije) toe te commen 607 ghemeten landts uuytwysens eene betèrdynghe danof synde, onderteeckent J. Messiaens, ende alsoo de selve 607 ghemeten landts als noch in transporte (aanslag van de belastingen) nyet en syn ghestelt, noch aen een ander prochie gheannexeert, sal danof ten naesten verandwoord worden, dus hier tot alderstont: néant” (6).

Sint-Anna-ter-Muiden tussen de rijksgrens en de Linie van Cantelmo, moet in 1673 een onafhankelijke parochie in het Brugse Vrije zijn geworden, want in de rekening van het Brugse Vrije over 1673, staat Sint-Anna voor de eerste maal aangegeven in de belastingen van het Ambacht van Oostkerke, namelijk 226 lb.(pond) 16 schell. par; waar Westkapelle dezelfde som als het vorig jaar blijft betalen: 1129 lb.(pond) par (7).

Het volgende jaar werd door landmeter Jan Messiaens een ommeloper opgemaakt van de parochie Westkapelle “mette gonne (de landen) geannexeert ten jare 1652, wylen deel van St. Anna ter Muyde”. Dit deel van Sint-Anna wordt beschreven “beloopende tsamen alle partien van landen geleghen op St Anne ter Muyde, ten Vryen, ende geannexeert mette prochie van Westcapelle upde westsyde van de vaert ende trensede (tranchée) van Don Andrea Cantelmo, bedraegende ten nomber van 385 gemete 30 roeden”. Daarbij komen nog 5 gemeten en 130 roeden uit het eerste begin van de Watering van Greveninge.

Het van vroeger reeds bij Westkapelle aangehecht deel, en dat altijd hij Westkapelle gebleven is, omvatte de volgende beginnen of delen van be-ginnen van de Watering van Greveninge ten westen van de Cantelmolinie: nrs 1, 3 tot 7, 17 tot 21, 26, 29, 30, 32 en 33. Het bevatte ten zuiden de hofstede De Nachtegaal en paalde ten noorden aan de Glazen Brugge (8).

Het andere deel van Sint Anna, ten oosten van de linie van Cantelmo, was dus tot in 1673 zonder bestuur gebleven, wanneer het tot afzonderlijke parochie werd ingericht, zoals wij zien in de ontvangsten van het Brugse Vrije uit het jaar 1673: waar Westkapelle zijn vroeger aandeel van 1129 lb. (pond) par. betaalt, daarin begrepen het deel van Sint-Anna ten westen van de Linie; en waar de nieuwe parochie van Sint-Anna, ten oosten van de Linie, voor het eerst aangeschreven staat voor 226 lb.(pond) 16 schell. parisis (9) Maar noch de resolutieboeken noch de ferieboeken van het Brugse Vrije vermelden dit.

De oudste rekening van de parochie Sint-Anna-ten-Vrijen, die bewaard is gebleven, dagtekent uit het jaar 1692. Voor de belastingen van het Vrije werd de parochie aangeslagen “over de nombre van ses hondert ende ses ghemeten landts, die by de laetste limytscheydinghe (1664) tusschen cle Conincklyke Majesteyt (van Spanje) en de Hoogmoghende Heeren Staeten Generael van de Gheunieerde Provincien ghevalien syn aende syde van syne Majesteyt, ende alsoo sorterende onder het landt vanden Vryen tot Brugghe”. Dit was het deel gelegen tussen de rijksgrens en de Linie van Cantelmo.

Nevens de belasting op de 606 gemeten, werd er ook een belasting geheven op de opbrengst van de tienden, belastingen door de kerken of door particulieren geheven op de oogst van bepaalde vruchten, waarvan meestal een tiende van de opbrengst moest afgestaan worden aan de bezitter van het tiendenrecht.

De parochie telde negen tiendenhoeken: de Zandballie (een vervorming van Santbaey, die volgens de ommeloper van Westkapelle van 1674 lag in het 29ste begin van de Watering van Greveninge), Damspolder ghenaemt, Betjen Conincxlandt, Boudewyn Budtspolder, Beoosterweghe, het Groote Fort met Godefrootspolder, de Nieuwe Brugse Polder, de Bricxpolder, de Moorspolder en de Groote Kerckhouck.

In het jaar 1692 woedde hier de oorlog van de Liga van Augsburg, tussen Spanje en Frankrijk, die duurde van 1689 tot aan het Verdrag van Rijswijk van 20 september 1697. De Fransen kwamen gedurig in het Vrije tot over de vaart Brugge-Oostende, waar kleine afdelingen Fransen nu en dan brand stichtten in een of meer hofsteden, om het Brugse Vrije te verplichten aan de Fransen een oorlogsbelasting te betalen, zonder dat de vijand het Vrije bezet hield.

Zo zien we dat cle parochie Sint-Anna-ter-Muiden 181 lb.(pond) 17 schell. groten betaalde aan Jan Roussel, koopman te Brugge, en bestemd voor de heer Vanderlinde, ontvanger van de Franse Contributie te Rijsel, en dit om een sauvegarde te bekomen, waardoor de Fransen zich verbonden geen brand te stichten of te plunderen op de parochie, alsook in betaling van koeien en van veevoeder dat de Fransen aan de parochie, zoals aan al de andere parochies van het Vrije, hadden laten vragen. Deze betaling geschiedde ieder jaar tot aan het einde van de oorlog.

Buiten deze betaling aan de vijand, moesten de parochies van het Vrije ook hun medewerking verlenen aan het eigen (Spaanse) leger. Zo moest Sint-Anna 333 rations haver en evenveel rations hooi betalen, alsook twee wagens en vier paarden leveren voor het vervoer van het leger. De paarden en de wagens werden door de parochie aangekocht, en later terug verkocht. Daarin betaalde het Vrije een deel van de kosten.

In de rekening vinden wij zeer weinig uitgaven van plaatselijk belang, daar de parochie noch kerk noch school bezat. De hoofdman ontving een jaarwedde van 3 lb.(pond) gr(oten); de twee pointers, die belast waren met het verdelen van de belastingen over de inwoners, ieder een jaarwedde van een half pond groten. Daarenboven werd aan de heer Dammarin, gouverneur van het Fort Sint-Donaas, 3 lb.(pond) 6 schell. groten betaald als “courtoisie” of drinkgeld, voor de diensten die hij bewezen had aan de landbouwers, waarschijnlijk door zijn soldaten te beletten te plunderen op de akkers. Deze courtoisie komt jaarlijks voor in de volgende rekeningen.

In de rekening van 1693 worden twee legerpaarden verkocht en een nieuw aangekocht. De rations haver en veevoeder zijn gebracht op 250. De parochie leverde ook twee “spaniers”, pioniers of aardewerkers voor het leger rond Kortrijk, en dit respectievelijk gedurende 102 en 118 dagen. Daarenboven werd een paard gehuurd “tot ketsen van d’amonitie schepen” of bevoorradingsschepen van de forten, die te water geravitailleerci werden langs de kleine waterlopen van de streek.

In de rekening van 1694 wordt 44 lb.(pond) 17 schell. 10 groten betaald als aandeel van de parochie om het logeren van Spaanse troepen in de Noord- en Oostkwartieren van het Vrije af te kopen in het jaar 1695. Opnieuw wordt een legerpaard aangekocht, en twaalf pioniers met een korporaal betaald voor het leger rond Diksmuide, en dit voor een duur die schommelt tussen 23 en 53 dagen.

Er werd ook één pond groten betaald voor een reis naar Brugge, wanneer “die van de prochie van Westcapelle hebben willen dese prochie belegghen met soldaeten” (10).

In 1699 lagen er soldaten in de streek. Pointer Erny wordt in “expresse Voyagie” naar Westkapelle gezonden om er bij majoor Van Ros te klagen “over de Conduyte van syn soldaeten” in 1697, toen deze soldaten in de streek lagen. Sint-Anna moest ook haar aandeel betalen in het militair hospitaal dat “inden voorgaenden oorloge” te Westkapelle was gevestigd.

Voor het eerst ontmoeten we een “gratuiteyt” aan de “commysen” op Sint-Anna, ‘t is te zeggen de eigen douaniers, voor het afleveren van pasavanten aan de landbouwers “ten eynde sy ghevoeghelicke naer de marct deser stede met hunne graenen souden commen”. Men had dus nog niet vergeten dat Sint-Anna vroeger een stad vormde, alhoewel de kerk en de markt nu op Nederlands gebied gelegen waren, terwijl het grootste deel van het grondgebied op Spaans gebied lag.

Waarschijnlijk waren enkele belangrijke wegen afgesloten door de rijks-grens van 1664, want ieder jaar worden één of twee dreven van particulieren gehuurd “tot passagie vande ghebruyckers”.

In 1700 brak de Spaanse Successieoorlog uit, waarbij Frankrijk, dat geheel de XVIIe eeuw als vijand tegen ons was opgetreden, nu de bondgenoot van Spanje werd, tegen Engeland, Noord-Nederland en het Duitse Keizerrijk.

In 1701 liet de Spaanse overheid het Fort Isabelle opnieuw optrekken en de Linie van Cantelmo versterken. Daartoe leverde Sint-Anna vijf pioniers en twee wagens. In mei 1702 nam Noord-Nederland deel aan de oorlog. Op 15 mei namen zij reeds het Fort Sint-Donaas in, maar het Fort Isabelle hield stand. Nu lag Sint-Anne tussen twee vuren en betaalde een courtoisie “aen eenighe vyantelicke officieren” opdat zij de oogst zouden laten inhalen; terwijl de Spaanse gouverneur van het Fort Isabelle een drinkgeld kreeg om min water in het land te steken. : Hij ontving ook twee stopen anijs voor hemzelf en een half pond tabak voor zijn sergeant om goede orde te houden onder zijn soldaten.

Vóór het begin van de vijandelijkheden had de parochie 500 bonden stro geleverd aan de gouverneur van het Fort Sint-Donaas.

Aan de Nederlandse partisan de Mol, die een kleine afdeling soldaten aan- voerde, belast met brand te stichten, werd een kan genever geschonken en twee koppels jonge duiven.

De soldaten en het water hadden echter veel schade berokkend, want de vaststelling ervan nam drie dagen in beslag.

Op bevel van de Nederlandse generaal Coehoorn leverde Sint-Anne acht pioniers om de Linie van Cantelmo te slechten (11).

De Spaanse Successieoorlog werd besloten in 1713 door de Vrede van Rastatt.

Onze gewesten gingen het volgende jaar over naar de Duitse keizer uit het huis van Oostenrijk,

Deze stond door het Barrière-tractaat van 1715, 9191 gemeten af aan Nederland in het N-O van Brugge. Het verdrag werd echter gewijzigd te ‘s-Gravenhage op 22 december 1718, waardoor het aan Nederland afgestane gebied aldaar werd teruggebracht op 2138 gemeten. In beide gevallen was geheel de parochie Sint-Anna-ten-Vrijen bij Nederland ingelijfd, zoals wij kunnen zien op de kaart in “Rond de poldertorens”, tweede jaargang Nr 4 blz 11.

Dit duurde tot aan het Verdrag van Fontainebleau van 8 november 1785, dat opnieuw Je grens van 1664 als scheiding aanwees voor Noord en Zuid. Van dit overgaan van de Parochie Sint-Anna naar Noord-Nederland, is geen spoor te vinden in de plaatselijke rekeningen. De parochie betaalde verder met het Brugse Vrije aan het Oostenrijks bestuur. Wij zullen dit nog nader onderzoeken.

Alleen zien wij in de rekeningen dat de eigen douaniers te Sint-Anna verdwenen waren en dat de pasavanten nu moesten gehaald worden bij de “commysen” van Hoeke en Westkapelle. Daarenboven werd de grond, waarop het gewezen Fort Izabella lag, namelijk 19 gemeten 50 roeden, door de gouverneur van Sluis verpacht, vrij van lasten; zodat de twee pachters aldaar weigerden te betalen in de plaatselijke belastingen: wat dan ook ieder jaar werd goedgekeurd.

Sedert de beterdinge van 1722, die een oppervlakte aangaf van 645 gemeten 30 roeden, lagen er op de parochie 24 gemeten 152 roeden “vague landen”, namelijk met het afgedolven Fort Sint-Donaas en de Linie van Cantelmo, die geen gebruiker vonden.

Ieder jaar betaalde de parochie aan de gouverneur van Sluis een toelage van 7 lb.(pond) groten om moeilijkheden met de soldaten te vermijden (12).

In 1744 brak de Oostenrijkse Successieoorlog uit, die zou duren tot aan de Vrede van Aken van 13 oktober 1748. Frankrijk viel ons land binnen en op 15 juli 1745 gaf Brugge zich over aan de vijand.

De Noordnederlanders hadden de Linie bezet en zeewater gestoken in het land, zodat de vijf volgende jaren 238 gemeten 237 roeden onvruchtbaar bleven en niets opbrachten (13).

In april 1747 werd Sluis door de Fransen belegerd en ingenomen. Sint-Anna-ten-Vrijen moest vier wagens leveren aan het Franse leger; en de Franse Gouverneur van Sluis Markies de Momorynx (de Montmorrency ?), ontving een jaarlijkse toelage van 14 lb.(pond) groten opdat men geen last zou hebben van zijn soldaten.

Nog in 1747 vroeg de Franse koning in de bezette Oostenrijkse Nederlanden, 2100 soldaten tussen 20 en 40 jaar. Het aandeel van het Brugse Vrije bedroeg 310 man. Hierin moest Sint-Anne “één milicien” leveren. Deze moest de verbintenis aangaan voor zes jaar te dienen in het Frans leger, Nadat hij zijn eerste “gage” had ontvangen, deserteerde hij en er werd een nieuwe man aangeworven (14).

Deze miliciens werden in 1748 naar het zuiden van Frankrijk gezonden, namelijk naar Dauphiné (Grenoble) en de Languedoc (Toulouse) (15). Dit zelfde jaar moest de parochie weerom een wagen leveren aan het Frans leger gedurende vier dagen, en de gouverneur van Sluis ontving zijn toelage berekend op acht maanden, totdat hij vertrok na het sluiten van de vrede.

In dit jaar vinden we de eerste uitgaven voor het plaatselijk bestuur. Er werd een “plackbaert” aangekocht, waaraan de “affichen, plackaeten en politique ordonnantiën” uitgehangen werden (16).

Sint-Anna-ten-Vrijen heeft toch, maar slechts ten dele, bij Noord-Nederland behoord ingevolge het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 22 december 1718.

De laatste bewaarde rekening van de parochie loopt van 1 november 1792 tot 31 oktober 1793. Daarin lezen wij dat 6 gemeten en 76 roeden zijn “afghedolven en geïncorporeerd in de sluisse en forteresse van den Haezegras”, Fort en sluis dagtekenen uit cle jaren 1780, wanneer Jozef II een kleine haven wilde aanleggen in de monding van het Zwin, en dit niettegenstaande artikel 14 van het Verdrag van Munster van 1648, dat het Zwin sloot voor de scheepvaart van de Z-Nederlanden.

In dezelfde rekenig van 1792-93 lezen wij dat de belasting te Sint-Anna “geheven werd op den totaelen nombre van landen deser prochie, vlaemschen bodem by de limitscheydinghe uytgheleyt, daer onder begrepen de ghonne ghelegehen onder de dominatie van syne majesteyt den Keyser, volghens de limitscheydinghe van den jaere sesthien hondert vierent’ sestigh wanof, ledent eenighe jaeren, de betaelinghe der lasten is ghedaen gheweest aen die van het Sluyssche Vrye, breecler vermeldt per voorgaende rekeninghe van den jaere ende ougst seventhien hondert drye ent’achentigh, folio elve et sequentibus, wesende al vryelandt en beloopende ter nombre van seshondert tweeënt’neghentigh ghemeten een lynne en een roede landts..." (17)

De rekening over het jaar 1783 is spijtig genoeg niet bewaard gebleven. Wij zien echter in de rekening van Sint-Anna-ten-Vrijen over het jaar 1717, dus vóór de toepassing van het Verdrag van 1718, dat de parochie een belastbare Oppervlakte besloeg van 606 gemeten 175 roeden, volgens de beterdinge gedaan door landmeter Jan Messiaens in 1668. Daarbij was nog het afgedolven Fort Izabelle gekomen, zodat de totale belastbare oppervlakte in 1717: 638 gemeten 109 roeden bedroeg (18).

Volgens de rekening van 1750, dus na het Verdrag van 1718, bedroeg de belastbare oppervlakte: 645 gemeten 30 roeden (19).

De rekening van 1778 is de laatste die bewaard werd van vóór het Verdrag van Fontainebleau van 1785, dat de oude grens herstelde. Zij geeft als belastbare oppervlakte “s Coninginnes bodem” of gebied onder Maria Theresia: 657 gemeten en 55 roeden (20).

De kleine aarigroei 638 gem.109 roeden in 1717, 645 gem. 30 roeden, in 1750, en 657 gem. 55 roeden, in 1778, wijst op nieuwe inpolderingen in het noordelijk deel van de parochie.

De enige rekening van de parochie op keizerlijk gebied, na het Verdrag van 1785, die bewaard bleef, nadat de grens van 1664 was hersteld en waarbij geheel Sint-Anna-ten-Vrijen terugkeerde onder Oostenrijks gezag, geeft als belastbare oppervlakte: 692 gemeten 101 roeden. Ook deze kleine aangroei van 55 gemeten 46 roeden sedert de rekening van 1778, moet voortkomen van een nieuwe inpoldering, of eerder misschien was dit het deel dat van 1718 tot 1785 lasten betaalde aan het Vrije van Sluis.

Dus heeft de parochie Sint-Anna-ten-Vrijen geheel de XVIIIe eeuw daarom trent dezelfde oppervlakte aan grondgebied behouden, dat van 1718 tot 1785 onder het gebied van de Verenigde Provinciën van Noord-Nederland lag, maar toch volledig medebetaalde in de gewone lasten van het Brugse Vrije, ook ten voordele van het Oostenrijks Bestuur te Brussel.

De rekening van 1792-93 vermeldt dat tot 1783 ook lasten betaald werden aan het Vrije van Sluis, dat afhing van Noord-Nederland.

Hoe moeten wij dat uitleggen?

De parochie Sint-Anna-ten-Vrijen, hoe vreemd dit ook blijken mag, was geheel opgenomen in Noord-Nederland. Zij betaalde voort met het Brugse Vrije op dezelfde voet als de omliggende parochiën die onder Oostenrijks gebied gebleven waren. Het bedrag der belastingen werd ieder jaar vastgesteld door het Brugse Vrije. Ook voor de rechtspraak waren de inwoners van Sint-Anna-ten Vrijen onderworpen aan de schepenen van het Brugse Vrije, en niet aan deze van het Vrije van Sluis.

Na talrijke opzoekingen in het archief, kwam ik tot het volgende besluit:

De delen van de Zuidelijke Nederlanden, die in onze streek lagen tussen de landsgrenzen van 1664 (de huidige Belgisch-Nederlandse grens) en deze van 1718, bleven administratief en rechterlijk behoren bij de Zuiderlijke Nederlanden. Noord-Nederland behield aldaar de militaire macht. Wij zagen immers dat ieder jaar de grond waarop het Fort Izabella gelegen had, door de militaire gouverneur van Sluis verpacht werd vrij van lasten, en dat de pachter ervan weigerde te betalen in de plaatselijke belastingen. Wij zagen ook dat in 1745, nadat de Fransen Brugge ingenomen hadden, de Noord-nederlanders de Linie van Cantelmo bezet hebben en de omliggende landen lieten onder water lopen.

De talrijke douaneconflicten in dit betwiste gebied gedurende de XVIIIe eeuw, waarover documenten bewaard worden op het archief, tonen dat Noord-Nederland het gebied aangehecht in 1718 als zijn eigen douane-gebied beschouwde.

In een plan van de streek tussen Sluis en het Fort Sint Paul te Knokke, opgemaakt door landmeter J.B. Maelstaf op 12 juni 1775, ter gelegenheid van een douaneconflict in het schorre te Knokke ten noorden van het gewezen Fort Izabelle, hebben wij de uitleg. De grens van 1664 draagt er de letter A. En langs deze grenslijn staat het volgende geschreven: “alle de landen tot de linie A. betaelen de subsidiën aen haere Koninglycke Majesteyt” (Maria Theresia).

Daarmede is dit moeilijk punt opgelost.

Nadat onze gewesten op 1 oktober 1795 ingelijfd werden bij de Franse Republiek, maakte Sint-Anna-ten-Vrijen deel uit van het departement van de Leie (West-Vlaanderen), onder het kanton Westkapelle, en telde in 1797: 25 inwoners.

Vroeger heb ik ergens gelezen dat de twee delen van Sint-Anna-ter-Muiden (het Westvlaamse en het Zeeuwsvlaamse deel, maar niet het deel ingelijfd bij Westkapelle), door de Franse Republiek opnieuw werden samengevoegd om deel uit te maken van het departement van de Schelde (Oost-Vlaanderen, waarbij Zeeuws-Vlaanderen was gevoegd), onder het kanton Sluis. Dit verenigd Sint-Anna-ter-Muiden ging dan in 1814 over naar cle Provincie Zeeland, onder het Vierde District; om in 1830 opnieuw gescheiden te worden door de rijksgrens, wanneer het Belgisch deel van de parochie voor goed gevoegd werd bij Westkapelle.

Weet iemand meer daarover?

________________________________________________-

 

Nota's

1. A. De Smet, L’Origine des Ports du Zwin, in Etudes d’Histoire dédiées à la mémoire d’Henri Pirenne. Brussel 1937, pp 130-132.

2. Rijksarchief Brugge, Brugse Vrije, Reg N° 315, f° 1 v°.

3. Rond de Poldertorens, Tweede Jaargang Nr. 4, pp 11-13.

4. Brugse Vrije, Reg. Nr 348, Rekening Brugse Vrije 1608, f° 1 v°.

5. Vrije, Reg. Nr 402, f° 2.

6. Vrije, Reg. Nr 412, f° 2.

7. Vrije, Reg. Nr 413, f° 2.

8. Rijksarchief Brugge, Aanwinsten Nr 3590, f° 1 en 257 v°

9. Vrije, Reg. Mr 413, f° 2.

10. Vrije, Reg. Nr 5067. Rekeningen St.Anna 1692-94, A. f° 1,3,5,6,9,12-14,20 v°; B. f° 5,12; C. f° 9,11-14,18.

11. Vrije Reg. Nr 5068. Rek. St. Anna 1699-1701, B. f° 14,16; C. f° 7 v°,9,15,16; en C2, f° 16-18,20,21.

12. Vrije, Reg. Nr 5082 , Rek. St. Ânna 1730, Uitzend. f° 36, en Binnen-kosten f° 32.

13. Vrije, Reg. Nr 5097, Rek. St. Anna 1745, Uitzend. F° 21 v°.

14. Vrije, Reg. Nr 5098, Rek. St. Anna 1746, Uitz. 14,23 v°, 34; Binnenkosten f°18 v°, 24.

15. H. Van Houtte, Les Occ. étrang. en Belg. sous l’anc. Rég. Deel 1 Gent ’ 30, 371.

16. Vrije, Reg. Nr 5100 Rek. St. Anna 1748, Uitz. 15,17,26,38 en Binnenk. 19 v°,28,31.

17. Vrije, Reg. Nr 5125 Rek. St. Anna 1792-93, A. f° 11 v°.

18. Vrije, Reg. Nr 5069 Rek. St. Anna 1717, A. f° 5.

19. Vrije, Reg. Nr 5102 Rek. St. Anna 1750, A. f° 5.

20. Vrije, Reg. Nr 5124 Rekening St. Anna over 1778, A. f° 5.

Bijlage: Lijst van de landgebruikers te St.Anna-ten-Vrijen in 1792. (volgens de rekening van het jaar 1792-1793, f°6v°-7v°, Vrije, Reg. 5125)

Deze 24 personen woonden niet allen op Sint-Anna-ten-Vrijen, aangezien de bevolking van deze parochie in 1797 slechts 25 zielen telde. Onder de familienamen zijn er enkele van Zeeuwsvlaamse oorsprong. Daarenboven zijn enkele voornamen ontleend aan personen uit het Oud Testament, wat wijst op protestanten, die dus te Sint-Anna-ter-Muiden woonden, op het gebied van de Staten Generaal.

   

  Gem-l-roed   Gem-l-roed
       
Hooftman Adriaen Plasschaert 111-2-69 D’heer Pieter Dullaert 15-0-62
       
Joannes Voscamp 118-0- 0 Vague landen 27-0-60
       
Petrus Leroy 16-0-24 Pieter Onolf, nu Pieter de Swarte 68-0-14
       
Pieter van den Ameele 3-2-73    
       
Mattheus de Bruyne 38-2-32 Joannes Onolf 8-0-12
       
Idem, Fort Isabelle 19-0-50 Pieter de Bruyne 5-0-40
       
Isaac Nortier 41-2-64 Jacobus Leroy 55-0-28
       
Isaac van Waeyenberghe 7-0-61 Idem, Forteresse Haesegras 6-0-76
       
Cornelis Almekinders 16-0-65 Abraam van Waeyenberghe 2-2-90
       
Joannes Vrombout 7-0-23 D’heer J.L. Stern 2-0-14
       
De Wateringhe Grevelinghe Mevrouw C. van Affele 7-1-87
       
geseyt Kl. Reygarsvliet 1-0-60 Joannes Bellinck 6-1-15
       
François Bokelaer 0-1-30 D’heer Adriaen Cleyman 14-0-95
       
Pieter Aerny 81-1-52 Joseph de Meyere 0-1- 8
       
D’heer Jacob Bouvin 10-2-90        Isaac Boddery 1-0-31

                               _________________________________________                                                

T’ saemen: 692 gem. - 1 lijn - 1 roede

Sint-Anna-ten-Vrijen : een verdwenen parochie uit onze streek

Jos De Smet

Rond de poldertorens
1963
01
001-010
Achiel Calus
2023-06-19 14:37:15