Mededelingen -  Boereveld en niet aardappelveld

Jos De Smet

In ons derde nummer van 1965 schreef ik op blz 83, dat mijn voorvader Pieter Focke ging wonen op het Aardappelveld te Male, waar hij in 1765 overleed.

Hier was ik gemist. Bij het nazien van de ommeloper van de Heerlijkheid Male uit het jaar 1712 (1), zag ik dat het huisje, waar Pieter Focke gestorven is, niet op het Aardappelveld lag, maar op het Boereveld. Dit land draagt nu nog deze naam.

In de hogervermelde ommeloper vinden we de volgende planten en vruchten, die aldaar groeiden tussen 1712 en 1721: 113 percelen bos, 13 percelen eiken (beslaen met eeckels), één onvruchtbaar veld, namelijk het Maleveld (237 gemeten 148 roeden), 12 perc. vaag liggende land, 5 perc. verwilderd land, 5 perc. bos en meers, 8 perc. meers. Als granen vinden wij: 54 percelen rogge, 27 perc. boekweit, 9 perc. haver en 3 perc. erwten. De moes- en voeder-planten waren: 5 perc. wortels, 1 perc. koolplanten, 1 perc. rapen, 2 perc. braakrapen, 1 perc. loof, 5 perc. braakloof, 1 perc. braakland, 3 perc. klaver, 1 perc. Klaverhooj, 35 perc. gras, 24 perc. zaaigras, 1 perc. gras en krakke. Daarbij kwamen nog 6 perc. lochting, 2 perc. boomgaard en één per. zaailand.

Rond 1770 vinden wij nog 2 percelen vitsen en 1 perceel spurrie, maar geen aardappels.

De oppervlakte van de Heerlijkheid Male besloeg 1175 gemeten of Ha. 519 78.24 ca. Daarvan waren 735 gemeten of Ha. 325.14.05 "geldens" land, 't is te zeggen: land dat opbracht.

De aardappel is eerst later op grote schaal bij ons ingeburgerd. Deze plant werd uit Engeland te Nieuwpoort ingebracht. In 1670 wordt zij reeds geplant in de omgeving van Diksmuide, en rond 1680 vindt men ze te Esen, Klerken, Merkem, Woumen en Zarren. In 1690 wordt zij gevonden te Kanegem en te Lootenhulle; in 1697 te Oostburg.

In 1740 worden (voor het eerst?) aardappelen verkocht op de markt te Brugge(2).

Volgens Ingenieur Lindemans (3) was de bevolking bij ons zeer dicht en de landbouwgrond schaars, zodat er slechts een beperkte hoeveelheid brood, alsook weinig vlees en zuivelprodukten beschikbaar waren. Daarom moest de voeding bij ons aangevult worden met moeskruid. Zo was het groentenmoes, de "potagie” de dagelijkse hoofdschotel. Het was een dikke soep van gehakte groenten, ofwel een stamppot van rapen, peeën of kolen, met wat bonen of erwten, die aan de potagie een zekere voedingswaarde moesten geven. Samen met een homp brood, maakte de potagie het middag- en avondmaal uit van de grote meerderheid van de bevolking.

Het meest gewaardeerde potagiemoes van het najaar tot Kerstmis, waren de rapen, die in het begin niet werden gebruikt als voeder. Buiten de rapentijd kwamen kolen in de potagie, daarna werden droge bonen, erwten en vitsen toegevoegd en gaar gekookt in de potagieketel. Jaar uit jaar in stonden harde bonen te weken in de boonpot in de hoek van de haard.

Met de opkomst van de aardappel, vanaf de 17e eeuw, verloren rapen en kolen hun bevoorrechte plaats in de volksvoeding.

De enige vermelding van aardappelen, die ik tot nog toe vond in het Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen van Karel de Flou, was "Eerste Aardappel-Splete", een tiendesectie te Rollegem, vermeld in 1795 (4).

__________________________________

Nota's

  1. Rijksarchief Brugge, Fonds Jonckheere, Nr 1206
  2. L. Van Acker, De Opkomst van de Aardappelteelt in West-Vlaanderen en    in West Europa, in Biekorf 1962, blz 322, 324 en 331.
    V. Arickx, De eerste Aardappelen in het Tieltse, in Biekorf 1965, blz. 17-18.
  3. Geschiedenis van de Landbouw in België, Tweede deel. Antwerpen 1952, blz. 163
  4. Woordenboek de Flou, Deel III, kol 907.

Boereveld en niet aardappelveld

Jos De Smet

Rond de poldertorens
1966
01
027-028
Achiel Calus
2023-06-19 14:38:19