Een Lisseweegs frontblaadje tijdens de oorlog  1914-1918

Leo Vandepitte

EVEN VOORSTELLEN:

Terwijl de boeken over de oorlog 1940-45 ruime belangstelling genieten, zijn de werken over de oorlog 1914-1918, of de eerste Wereldoorlog, hoewel zeer talrijk in aantal, veel minder gelezen. De jonge generatie weet over de oorlog 14-18 zeer weinig of niets. Ons land en ons volk waren nochtans heel wat meer betrokken bij de eerste dan bij de tweede Wereldoorlog. Voor de soldaten betekende deze eerste oorlog vier jaar stellingsoorlog aan de IJzer, 4 jaar scheiding van ouders en familie, 4 jaar modder en ellende, 4 jaar doodsgevaar, ook 4 jaar andere dan lichamelijke ellende.

Deze bijdrage wil een stukje “kleine” geschiedenis van de zo weinig gekende grote oorlog 14-18 uit de vergetelheid redden.

“Nieuws verstrekken van elkander en uit eigen streek aan degenen die de oorlog uit hun dagelijks midden verwijderd had; lezing bezorgen aan degenen die in loopgraaf en schuilplaats zware verveling te verdrijven hadden; met godsdienstige en idealistische beschouwingen de levensnood opbeuren en versterken in de beproefden; ziedaar een driedubbel doeleinde dat bij haast alle legers aanleiding gaf tot de zo geheten frontblaadjes. Ze zullen eenmaal hun grote betekenins hebben voor de geschiedenis van de soldatenpsychologie.” Dit schreef A. Verbouwe in de inleiding tot zijn boekje “Vlaamse Frontblaadjes en soortgelijke 1914-1918”.

Uit onze polderstreek vinden we in dit boekje slechts melding van één front-blaadje, namelijk van Lissewege. Schrijver vermeldt: “ ‘n Lisseweghenaer"- opsteller: Eerwaarde Pater Leopold (Robert Vandepitte) ongeschoeide Karmeliet, brankardier bij het veldleger (1). Van dit klein blaadje verschenen elf nummers, het eerste in september 1916 onder de titel “Vivan ‘t Noorden! Lisseweghe is hier!”; het tweede droeg enkel voor hoofding : “Voor de Lisseweghenaars";van het derde nummer af noemde het zich “n Lisseweghe- naerke”. Het nummer 11 van september 1918 is het laatste. Gehektografeerd op 2 tot 8 bladzijden (21 x 13,5) met een oplage van een dertigtal exemplaren.” (Dit is een drukfout: de oplage bedroeg niet 30, doch 130 exemplaren. Dit was wel een máximum-oplage voor deze druktechniek)

We mogen ons een frontblaadje niet voorstellen als een dag- of weekblad. De schrijver-uitgever moest eerst en vooral zijn soldatenplicht vervullen. Sommige frontblaadjes droegen dan ook als onderschrift: ”verschijnt als ‘t past”.

Hoe nietig ook van voorkomen, de frontblaadjes speelden een niet onbelang-rijke rol voor de opbeuring van de soldaten. De volgende bloemlezing uit een onvolledige verzameling van “ ‘n Lisseweghenaerke” moge bewijzen dat ook dit frontblaadje volledig beantwoordde aan het door A. Verbouwe omschreven doeleinde.

NIEUWS VAN ‘T DORP

Dat was meestal slecht nieuws: overlijdens van ouders of familieleden. Enkele malen vinden we er ook algemeen nieuws van het dorp, dat op zijn minst tamelijk vervormd terechtkwam.

Herfst 1916: Op Lisseweghe zijn ook obussen gevallen, doch hebben weinig schade aangericht.

Pasen 1917: ‘t Schijnt dat er ‘t onzent slooren zouden zijn die meeloopen met duitschers. Dat gaat ons tegen ‘t herte, natuurlijk ook. ‘t Is voor een kuisching te wege na den oorlog. Een woordje bij: Die dan zal willen mee doen moet zien dat hij hem niet vuil en maakt met deze van alhier.

September 1917: De rubriek “Nieuws van ‘t onzent” begint met “18 reken gecensureerd” - er was controle over brieven en drukwerk, met de bevoegdheid daaruit door te halen. - Na de 18 niet verschenen regels volgt: De menschen krijgen 200 gr. grauw brood per dag of 3 kgr meel per 14 dagen, rijst en ‘s noens een kom soep van ‘t Amerikaansch komiteit. De soep wordt gekookt in de brouwerij van Weduwe Daeninck. Al dat er is wordt regelmatig en met zorg opgeëist, zoodat de menschen niets over hebben om er naar hun goeste over te beschikken. Verkens mag men niet meer slachten. Het Amerikaansch komiteit is bij Prosper Van Audenaerde gevestigd, de voorzitter ervan is Jan Maenhoudt. Bier wordt niet meer gebrouwd, er wordt veel limonade gedronken. Gaaischieten en bollen wordt ook niet meer gedaan. Het leven gaat anders zijn gewonen gang en 't ware houdelijk, ware er wat meer en beter eten. Menschen die ziekelijk zijn sukkelen voort bij te kort aan goed voedsel. In Lisseweghe liggen er niet veel Duitschers. In de school is er een atelier om vliegmachienen te repareren. De chef is uit de statie gemoeten en woont langs de Dudzeelsche kalsij. Er wordt school gehouden in partculiere huizen bij Jules Pintelon aan de kerk, bij Emiel Desmidt den molenaar en op den steenoven van Miel Kerschaever. Onder de jongste gasten zijn er verschillige die naar Blankenberghe naar de school gaan om niet te moeten werken voor de Duitschers. De mannen en de jongelieden zijn niet weggevoerd geweest, maar al die niet werkt voor eigen gebruik wordt verplicht van te werken voor den duitsch op straf van boete.

5 September 1918: Op 29 juli stond er in de Belgische Standaard te lezen: De engelsche vliegers hebben verschillige bommen geworpen op Lisseweghe dorp. Een kwam terecht op den toren waar de Duitschers een draadlooze telegraaf hadden opgesteld. Talrijke duitsche soldaten in ‘t dorp gekanton-neerd werden gedood. Nieuws uit Holland gekregen laat verstaan dat dit bombardement erg geweest is. De menschen werden verschrikt en meest allen zijn overgevlucht naar Knocke en Houcke. Ze hebben hun kleeren en meubels en beesten kunnen meedoen.

NIEUWS VAN ELKANDER

Bij het eerste nummer was een adreslijst gevoegd van alle aan schrijver bekende soldaten, vluchtelingen en in Holland geïnterneerde Lissewege-naars, met een oproep tot aanvulling. Zulks gebeurde dan ook regelmatig in de volgende nummers, tot de censuur zulks begin 1917 verbood. Van dan af werden de adressen gecentraliseerd bij de uitgever van het frontblaadje, die ze persoonlijk mededeelde op verzoek.

Pieter Versyck schrijft na ontvangst van het eerste nummer: Ik had al zoolang getracht naar eenige adressen en niet kunnen aan geraken en nu, nondedomme, komt het van zelf!

De rubriek “Onder Ons” was uiteraard de meest uitgebreide van het Lisseweegse frontblaadje: relaas over ontmoetingen van Lissewegenaars, verandering van aktiviteit, vooral bij de hulpdiensten van het leger, gekwetsten, herstelden, zelfs verrezenen. Wij beperken ons hier tot enkele citaten:

  • Mon De Backer heeft zijn voet verstuikt in ‘t voetbalspelen. Naar ‘t hospitaal. D’eene maken het effen met een schietstok, d’andere met een gaanstok... 't is oorlog!,;.
  • Louis Tanghe doet aan onze mannen zeggen dat ze daar wel wat “embusqué” [ = veilige positie achter de vuurlinies] spelen, maer dat het hun fout niet is. Maar we vechten hier ook, gelijk ge misschien gezien hebt in de gazet dat de cavalerie een onderzeeër gepakt heeft, welnu, dat waren wij... (dan 2 reken gecensureerd).
  • Jef Stijns is projecteur geworden. Piotten ziet hij nu niet meer staan. (Daarna 6 reken gecensureerd).
  • Pieter Versyck is artilleur geworden. In de batterie, schrijft hij, nooit geen spectie, nooit appel, en wegens van met het geweer te spelen, we hebben er geen! Zijn er nog die daarvan houden?                      
  • Kamiel Waegenaere vindt dat de duitsch een onvoorzichtigaard is: als hij schiet, hij zou maar vlak in een mensch zijn gezicht schieten.
  • Verrezen! Er zijn er die peinzen dat Pilon (Theofiel) Peere dood is. Neen! Hij zit met levende lijve in Duitschland: Kriegsgefangenenlager Dyrobz, post Wüstermark.                                                                       
  • Verdwenen. Leon en Philemon Ballegeer zijn verdwenen sedert 17 april 1918. Ze zaten in de groote slag te Merckem. Zij zijn krijgsgevangen genomen en naar ‘t schijnt, ongedeerd.
  • Een zeer bijzonder nieuws was wel dat een Lissewegenaar-frontsoldaat priester gewijd werd in volle oorlog; dit geluk viel de opsteller van het frontblaadje, Robert Vandpitte (Pater Leopold) te beurt: Daags voor Paschen 1918 heb ik het groot geluk gehad priester gewijd te worden in Parijs. ‘t Is een groot geluk voor mij en mijn familie, eene eer en zegen ook voor heel ons dorp, waar Gij dan allen fier moogt op zijn. ‘t Is spijtig dat dit thuis niet mocht gevierd worden, tot troost van mijn familie en vreugde van heel ‘t dorp. Houdt U allen kloek en hebt goeden moed in het tegenwoordig oogenblik: ‘t einde schijnt aan te komen.

HEIMWEE NAAR ‘T EINDE EN NAAR HUIS

Uit een brief van Cyriel Desmedt, herfst 1916:                                
Het is zeker dat we de winter zullen doorbrengen aan de Yzer en dit jaar nog het geluk niet zullen smaken dezen terug te zien die zoo vurig naar ons verlangen; maar nog een weinig geduld, laat ons rekenen op de naaste lente. Wezen wij mannen, ware Vlamingen gelijk onze voorouders geweest zijn, en laten we ons niet teneerslaan door de langen duur. Onthoud het goed : de Vlaamsche Leeuw kan wel gekwetst, maar nooit gedood worden. Daarom, vrienden, hebben wij hoop in de toekomst, en met de naaste groote kermis (juli 1917!) is de verlossing misschien een gedane zaak. Helaas, Cyriel Desmedt mocht nog wachten tot september 1918 om dan te sneuvelen te West-Rozebeke tijdens het bevrijdingsoffensief... op weg naar huis!

1 Februari 1917: -   Aan allen wensch ik een zalig en gelukkig nieuwjaar.

‘k Heb maar één wensch: dat God ons allen beware en onze geliefden. Voor ons als we naar de tranchées gaan, dan roepen ons de maten en de menschen die we kennen: ”Goe chance”. Ik heet dat anders en ik zeg: “God beware U”. En inderdaad, als Ge nagaat waarin de chance bestaat, dan moet Ge bekennen dat daar meer bij is dan een stom en toevallig geluk. Een kogel vliegt langs uw oren of in de grond stekt nevens U; een obus die nevens U springt zonder deer, eene kwetsuur liever in uw arm dan in uw hoofd, dat is al chance en andere soortgelijke dingen ook. Maar wat er daar onder zit? De vinger Gods, die over alles beschikt. Daarom wensch ik dat God ons beware van alle onheil, omdat Hij het kan... En dan, veilig en gelukkig en... rap... weer naar huis.

Pasen 1917:    - Pieter Versyck spreekt al van in congé naar huis te gaan. Ja maar, zeggen de Antwerpenaars, Ge moet eens komen, de trap is afgezaagd!

4 September 1917:   -   Fons De Boi: Ik ben gekwetst geweest aan mijn voorhoofd voor Dixmude, gelukkiglijk niet erg; 15 dagen exempt de service en daarmee kon ik het aftrappen. Dat ze nu maar spoedig met den offensief beginnen. Dan zullen de Lisseweghenaars eens laten zien dat wij hier ook zijn. Ik voor mijn part heb er hier nog eenige duizende gereed liggen die de moffen niet geerne zullen zien komen.

GEEF MIJ EEN STEUNPUNT ... (Archimedes)

12 Oktober 1917:    -   Hierbij zit een portret van onze kerk. Miel Kerschaever en mijn broer Julien hebben ‘t werk gedaan om die af te trekken en zoo kunnen wij aan ieder Lisseweghenaar ‘t groot plezier doen hem een gedenkenis van ons dorp te geven die met hem zal meegaan.

5 Mei 1918:    -   Ik zond reeds aan velen onzer jongens het portret onzer kerk. Maar ik kon alleman in een keer niet voldoen omdat het nogal wat werk vroeg.

21 Januari 1918:    -     We zijn 't jaar ‘18 in. Nog een oorlogsjaar. Beste wenschen van zalig en gelukkig jaar aan al de Lisseweegsche jongens. Moge dit ons laatste oorlogsjaar zijn! Mogen we bij ‘t naaste nieuwjaar reeds thuis zijn om vreedzaam ons eigen geluk en welstand te bewerken!! Met deze vaste hoop laat ons moedig en fier het einde betrachten! Vooral, blijven we God en Zijne wet getrouw om bij ‘t weerkeeren moeder en geliefden vlak in de oogen te mogen kijken; om onze groote torre als flinke en trouwe dorpsjongens weer te zien!

10 Juni 1918:    -   Het spreekt onze Lisseweegsche jongens ter eere dat ze zoo diep meevoelen met mijn groot geluk van priester te mogen zijn! Ja, ik word het gewaar, onze flinke torre en schone kerk, waar ze gekerstend werden, hunne eerste communie deden en alle zondagen den Heer gingen eere brengen, staat nog vast in hun gedacht en in hun hert; vast zooals onze torre zelf ginder, fier en manhaftig op zijn jongens staat te wachten tot ze weer keeren. Jongens, weest uw toren en dorp en huis, weest uw moeder uwe vrouw of geliefden getrouw in deze moeilijke dagen, dat ge met Uw hert zoo alleen staat, opdat Ge gelukkig en als flinke jongens naar dorp en huis moogt weertrekken ……(8 regels gecensureerd)..... Neen, jongens van Lisseweghe, neen ‘t mag niet! ware 't maar omdat Gij zelf alle dagen in doodsgevaar zijt!

WEES PARAAT

Pasen 1917:    -   Jongens, elk een zaligen en gelukkigen Hoogdag van Paschen en nog een goeden raad die ik U geef in vader en moeders naam, namelijk van als Christen geborene vlaamsche jongens, goed uwen Paschen te houden. Alles kan U in den oorlog vorenvallen, en ‘t is zake gereed te zijn!

21 Januari 1918:    -   Zijn er mannen onder de Lisseweghenaars die verlangen nuttig hun ledigen tijd te gebruiken; zijn er mannen die verlangen meer geleerd uit den oorlog te komen; zijn er die verlangen boeken te lezen over stiel en ambacht, over hun vak; zijn er die verstaan hebben dat in de fabriek de “chef de four” een duitsch of een vreemde mocht zijn, en de zweeter en slaver een Lisseweghenaar; zijn er dan die willen bekwamer worden om beter naar hun welstand te zoeken? Hier is het middel: vakkunde! Daarom heb ik ter beschikking van die ‘t verlangt abonnementen op de vakboekerij “S.K.V.H.” van Veurne, en ieder Lisseweghenaar wien dit nuttig kan zijn mag er mij naar vragen. Jongens, uw bekwaamheid is uw welstand! Leert Uw vak!!

IK HAD EEN KAMERAAD...

5 Mei 1918:    -   Ik dank al de Lisseweghenaars om hun mild bijdragen tot het plaatsen van een zerk op het graf onzer gevallen dorpsgenooten. Drie zijn reeds geplaatst; binnen kort zal aan andere ook voorzien zijn. De lijst van ieders bijdrage hiernevens. Als er nieuwe nood moest komen, zal ik spreken. - Er volgen 43 namen met bedrag van de gift.

21 Januari 1918:    -     In de laatste tijden is ons dorp diep getroffen geweest. Drie onzer dorpsmakkers zijn gesneuveld.:

Ferdinand Lutters, viel op de groote wacht van den Beverdjjk den 26 oktober 1917. Hij ligt begraven op het militair kerkhof van Veurne. Fernand was een doorbrave jongen die we allen zullen beklagen. Zijn broer Louis, gereformeerd, is in Engeland.

Leo Vereecke , sneuvelde naast Scheewege. Hij ging met zijn sectie naar het werk; zij werden onderweg gebombardeerd. Leo werd erg getroffen op verscheidene plaatsen en stierf in het hospitaal van Vinckem den 8 novem-ber 1917. Hij was sedert april getrouwd met een meisje uit Dixmude gevlucht. Hij ligt te Veurne begraven; op zijne begraving waren Philimon Ballegeer, Leon Ballegeer en Jef Stijns tegenwoordig. Leon Vereecke heeft twee broers op het front: Kamiel en August. Al de Lisseweghenaars nemen deel aan hun leed.

Jerôme Van Dijcke, was kortelings maar op ‘t front gekomen bij de M.V.D. (2). Hij werd op 29 oktober 1917 nabij Caeskerke onder een bombardement den schouder afgeslagen. In het hospitaal van Vinckem bezweek hij den 3 november 1917. Hij rust op het kerkhof van Oeren, graf nummer 345. Hij laat een weduwe achter en twee weeskinderen. Zijn kozijn, Kamiel De Waegenaere is ook diep getroffen.  Enkele ogenblikken voor het ongeluk gebeurde , had Jef Desmidt met Jerôme gesproken. Jef speelde kok en ging om water. Ze spraken af om samen een potje warmen te drinken, en als Jef weerkeerde was Van Dijcke ............ (hier ontbreken in onze verzameling de tussenbladzijden 2 tot 6 van het nummer van 21.1.1918 die de verdere tekst bevatten.)

5 Mei 1918:    -   Een onzer makkers is weerom gevallen:              Kamiel Huyghebaert, bijgenaamd "De zwemmer”. Hij was getrouwd en woonde te Heyst. Hij werd den 27 januari 1918 te Caeskerke getroffen door een obusscherf in de borst en had een been gebroken. ‘s Anderdaags bezweek hij in het hospitaal van Beveren. Hij ligt op het kerkhof van Beveren. Zijn ziele ruste in vrede!

10 Juni 1918:    Nogmaals komen we een onzer strijdmakkers te verliezen: Amedée Dhondt. Hij werd op den 22 mei in den achternoen door een kogel in het hoofd getroffen en bezweek bij het aankomen in den “poste de secours”. Hij ligt te West-Vleteren begraven, graf nummer 1232. Onze dorpsjongens zullen diep getroffen zijn door dit nieuw verlies. Stort allen een goed gebed voor zijn zielerust.

-----000000------

‘t Begon op een schone zomerdag van 1914:  Oorlog !  Meer dan vier jaar zou het duren vooraleer de kanonnen zwegen. Over de wapenfeiten van die tijd schrijft de geschiedenis.

De gevoelens in het mensenhart - in het soldatenhart - zijn moeilijker te achterhalen en te beschrijven. Moge deze bijdrage een stukje geschiedenis daarvan zijn. Moge ze tevens wijzen op deze in vredestijd veelal onuitgesproken gevoelens, die in de loopgraven zo helder in het daglicht traden: gehechtheid aan dorp en kerk en gehechtheid aan elkander .

Nota’s:

1.  Eerwaarde Pater Leopold, Robert Vandepitte, is de broer van ons Medelid Leo Vandepitte en familie van ons Bestuurslid Germain Vandepitte.      B.G.

2.  M.V.D.    betekent : Mortier Van Deuren. Het waren bommenwerpers die vlak achter de eerste frontlinie opgesteld waren om de eerste lijn van de vijand in een paar uren bommengevecht tot een halve chaos om te woelen. Fritz van rechtover bezat een gelijkaardig materiaal dat nog zwaarder bommen overzond dan die van M.V.D. van ons. Zo een bommengevecht was een vreselijk gedoe. Wij hoorden de knal bij het losbranden van de afvuur-fusée. De bom in de lucht was zichtbaar als een dikke voorarm en wentelde op zichzelf. Ze dreef traag om haar hoogtepunt te bereiken. Intussen was haar richting en het eindpunt van de “courbe” te berekenen, zodat eenieder met haast een 10 meter kon opschuiven, genoeg om aan de ontploffing te ontkomen. Bommengevecht in de loopgraven kon maar gebeuren op punten waar de tegenstrevers op zowat 100 m van elkaar ingegraven zaten. Voorzorg: mond openhouden opdat het trommelvlies niet zou springen bij de ontploffing. Resultaat: minstens een diepe krater.

Deze technische uitleg komt van de ex-frontsoldaat, Eerwaarde Pater Leopold.

Een Lisseweegs frontblaadje tijdens de oorlog 1914-1918

Leo Vandepitte

Rond de poldertorens
1968
01
001-008
Achiel Calus
2023-06-19 14:38:19