Bij het nieuwe Omslagvignet

René de Keyser

Het zal voor vele lezers van ons tijdschrift een raadsel geweest zijn, wat het nieuwe omslagvignet eigenlijk voorstelt. Plaatsgebrek e.d. waren er de oorzaak van dat deze verklaring slechts in dit tweede nummer verschijnt. Het vignet is een afbeelding van de voorstelling van de verheffing of heiligverklaring van Sint Guthago te Oostkerke in 1159.

Deze voorstelling bevindt zich boven de toegangspoort tot de speelplaats en de klaslokalen van de kloosterschool der Zusters Maricolen te Oostkerke. In één van deze klaslokalen is, zoals reeds werd medegedeeld, de bibliotheek van onze Kring ondergebracht, alsook de volksbibliotheek 'Baron van der Elst'. Deze voorstelling betekent een mijlpaal in de geschiedenis van de verering van Sint Guthago, want zij kwam tot stand ter gelegenheid van de heropleving van die verering. De Franse Revolutie immers, met haar godsdienstvervolging, had alle heiligenverering, processies en ommegangen afgeschaft.

De kermissen, die gehouden werden op de ommegangdagen, kwamen langzaam terug op gang gedurende de 19e eeuw; maar met de eigenlijke Ommegangen ging het soms moeilijker. Naar het einde van de vorige eeuw 'werkte men te Brugge aan de officiële zaligverklaring van Idesbald van der Gracht, abt van Ter Duinen van 1153 tot 1167. Idesbald was aanwezig bij de heiligverklaring van Guthago, samen met bisschop Geerard van Doornik en de abten van Oudenburg en van de Eeckhoutte.

Kanunnik De Leyn uit Brugge was een van de voornaamste ijveraars voor de zaligverklaring van Idesbald. Vermits Idesbald op Oostkerke was geweest bij de verheffing van de relikwieën van St. Guthago, onderzocht De Leyn of er hier nog herinneringen waren, betreffende deze heilige. Alleen enkel vermeldingen van St. Guthago in het kerkarchief en een ingelijst versje met een korte levensschets dat in de kerk hing, kon men hem nog aanwijzen. In de kerk was ook nog een schilderij, ingewerkt in het St-Kwintensaltaar, waarvan de betekenis zo goed als vergeten was. Doch Kan. De Leyn ontdekte al vlug dat dit 17e-eeuwse doek Sint Kwinten, St. Blasius en St. Guthago voorstelde. Deze drie heiligen werden enkele malen samen vermeld in het kerkarchief: Sint Kwinten is de patroon van de kerk, Sint Blasius patroon van het weversgild van Monikkerede, en voor Sint Guthago had op Oostkerke in de middeleeuwen een bloeiende Ommegang bestaan.

De bezoeken van Kan. De Leyn hadden voor gevolg dat op 7 juli 1891 het zoontje van Corneel Fockedey en Sophie Van Belleghem, bij de doop de naam ontving van Guthago. In het voorjaar 1893 werd tot pastoor van Oostkerke benoemd, E.H. Hendrik Van Den Driessche (1893-1904). Deze zeer dynamische priester was een gekend werker op sociaal gebied. Vooral het verenigingsleven werd door hem sterk bevorderd. Hij wilde op deze manier de werklieden tot meer ontwikkeling brengen en zo hun sociale stand verbeteren. Wij hopen over pastoor Van Den Driessche eens een speciale bijdrage te schrijven

Kan. De Leyn kreeg in de persoon van pastoor Van De Driessche een entousiaste medewerker om de verering van St. Guthago weer op gang te brengen. Reeds op zondag 2 mei 1893 kwam de kanunnik een uiteenzetting geven in de kerk van Oostkerke over de betekenis van het schilderij met de drie heiligen. Op 3 juli 1893 werd voor het eerst sedert bijna een eeuw de feestdag gevierd van de Heilige Guthago. Van dan af is het vieren van deze feestdag blijven voort gaan tot aan de oorlog 1914-1918. Op 25 maart 1894 nieuwe prediking over de drie plaatselijke heiligen en voorbereiding tot de herinrichting, op Oostkerkekermis 8 juli 1894 om 3 uur in de namiddag, van de Ommegang ter ere van Sint Guthago. Met dit doel werden bidbanken geplaatst langs de processiewegel die op het kerkhof rond de kerk liep (en nog ligt). Ook de twee andere heiligen werden niet vergeten. Op 30 november 1894, feestdag van St. Kwinten, werd ook deze Ommegang heringericht. Om deze plechtigheid op te luisteren, nodigde pastoor Van Den Driessche zijn oude wapenbroeders uit. Hij had immers, evenals pater Ratte Vincke, dienst gedaan bij de Pauselijke Zoeaven; en een afdeling van de Brugse vereniging van Oud-Zoeaven kwam bij die gelegenheid naar Oostkerke met hun vaandel. Ook St. Blasius werd in het vervolg gevierd op zijn feestdag, 3 februari, met een zegening van de kinders. Tweemaal in 1895 werd de doopnaam Guthago gegeven op Oostkerke: op 4 februari aan Guthago Verlinden en op 12 april aan Guthago Provoost. Dit bewijst dat de werking van beide geestelijken insloeg bij de plaatselijke bevolking. In 1896 werd de zaligverklaring van Idesbald gevierd, en als herinnering aan de aanwezigheid van deze abt bij de heiligverklaring van Guthago in 1159, zou Oostkerke luisterrijk vertegenwoordigd zijn in de praalstoet die bij deze gelegenheid door de straten van Brugge trok.

Pastoor Van Den Driessche was tijdig begonnen met de voorbereidingen, want hij schonk op zijn kosten op 5 mei 1896 een in hout gesneden beeld van St. Guthago aan de kerk. Om dit beeld te maken had men zoveel mogelijk de iconografische kentekens gevolgd die afgebeeld zijn op het 17e-eeuwse schilderij met de drie heiligen. Dit beeld werd plechtig gewijd op 5 juli daarna. Twee zondagen naeen, namelijk op 12 en op 19 juli 1896, trok dan een talrijke afgevaardiging van Oostkerke met de stoomboot naar Brugge, om deel te nemen aan de stoet voor Idesbald van der Gracht. De Oostkerkenaren droegen: een groot bord met als opschrift ‘Oostkerke-St.Guthago', de wapenschilden van Oostkerke en van Monnikerede en het nieuwe beeld van Sint Guthago. Het bard met opschrift werd daarna opgehangen aan het hoogzaal boven de ingangsdeur van de kerk. De wapens van Oostkerke en Monnikerede werden langs achter in de kerk boven de zitsels gehangen, en het beeld kreeg zijn plaats aan de eerste pilaar van het koor aan de rechterkant, ook mannenkant genoemd. Het bord met het wapen van Oostkerke werd vernield samen met de kerk in 1944. Het wapen van Monnikerede is nu bewaard bij R.D.K. Het sterk beschadigd beeld werd op kosten van Barones J. van der Elst hersteld door A. Slabbinck uit Brugge en werd door pastoor Van De Kerckhove teruggeplaatst in de herbouwde kerk. Na deze uiteenzetting hoe de verering van St. Guthago terug tot leven werd geroepen, zal het nu gemakkelijker vallen om een verklaring te geven nopens het ontstaan van de afbeelding van de verheffing, die we nu als omslagvignet gebruiken.

Voor dit beeldhouwwerk speelde het klooster van de Zusters Maricolen te Brugge een belangrijke rol. In die zelfde periode was de overste van dit klooster Eerw. Moeder Euphemie Blomme. Zij was afkomstig van Oostkerke en dochter van bakker Blomme, die er rechtover de kerk woonde. Het straatje dat nevens het huis van bakker Blomme in de richting van het kasteel loopt, draagt nu de naam Bakkersstraatje. Of de Oostkerkenaren met Sint Guthago in de stoet te Brugge een bijzondere indruk hebben verwekt, of als de van Oostkerke afkomstige Overste der Zusters Maricolen de hand in zaak heeft gehad, of als alle twee samen hebben gewerkt, weet ik niet; maar reeds op 30 juli 1896 kwamen kinderen van de Brugse school der Zusters op bedevaart naar Sint Guthago te Oostkerke .

Die bedevaart is niet zonder gevolg gebleven. Door tussenkomst van pastoor Van Den Driessche werd een stuk land dat bij erfenis in het bezit kwam van zijn voorganger pastoor De Clerck, op 1 september 1897 afgestaan aan de Zusters Maricolen. Pastoor De Clerck had die grond in volle schoolstrijd in 1879 verkregen om er een katholieke school op te bouwen, maar dit bouwen was toen onmogelijk gebleken door de weigering van de gemeenteraad. Nu zouden de Zusters Maricolen dit verwezenlijken met de hulp van past. Van Den Driessche. De toelating tot bouwen werd verkregen op 3 maart 1898. Op 25 maart daarop werd de eerste steen ingewijd, en wel in tegenwoordigheid van de gemeenteraad. Nog hetzelfde jaar, op 28 september werd de nieuwe school ingezegend. Een nota uit het archief van de Zusters Maricolen, mij bereidwillig medegedeeld door Eerw. Moeder Xaveria, laatste Overste van de afdeling van deze gemeenschap te Oostkerke, en die nu naar het moederklooster te Brugge op rust ging in 1973, vermeldt het volgende: “1898 - 28 september - Wijding der nieuwe school te Oostkerke door Z.E.H. Van Rolleghem, pastoor-deken op St.-Gillis, bijgestaan door een aantal priesters. Plechtige Mis opgedragen door E.H. Pastoor Vanden Driessche met twee zijner voorzaten als diaken en onderdiaken: E.H. De Cuiper pastoor te Oedelem en E.H. Bolliau pastoor te Lo. Z.E.H. De Leyn hield de toespraak tot de ouders en de kinderen. Boven de ingang tot de speelplaats en de klaslokalen liet E.H. Pastoor door beeldhouwer Fonteyne een beeltenis vervaardigen: de verheffing van de relikwieën van St. Guthago patroon van de schooi, Op de achtergrond ziet men de kerk van Oostkerke, de abdij van Meunikenreede en de oude omgeving van Oostkerke; rond de geopende kist van St. Guthago staan bisschop Gerardus van Doornik, Zalige Idesbald abt van Ter Duinen, en de abten van Oudenburg en Eeckhoute, tegenwoordig op de plechtigheid in 1159.”

Tot daar deze archiefnota, waarin wij vernemen dat pastoor Vanden Driessche de afbeelding van de verheffing schonk aan de nieuwe school. Zoals hiervoor gezegd, schonk hij ook het beeld van Sint Guthago aan de kerke. De pastoor liet de 'verheffing' maken door beeldhouwer Fonteyne. Ook het beeld zal wel door dezelfde Fonteyne gemaakt zijn. Met beeldhouwer Fonteyne is ongetwijfeld bedoeld de Brugse kunstenaar Hypolite Fonteyne (1851-1916), vader van de bekende etser Jules Fonteyne. Mogelijks werd Hypolite hierbij geholpen door zijn broeder Renon. Beiden waren op het einde van de vorige eeuw bekende kunstenaars te Brugge. Hun woning bevond zich in nr. 43 en hun werkplaats in nr. 67 van de Boeveriestraat.

Uit de archiefnota van de Zusters Maricolen vernemen wij dat op de achtergrond van de voorstelling van de verheffing, de abdij van Monnikenrede is afgebeeld. Hieruit mogen wij afleiden dat pastoor Vanden Driessche nog heeft aangenomen dat er op Monnikerede een abdij zou gestaan hebben. Men meende - en hierin volgde men Sanderus 1641 - dat de naam van het oude stadje afkomstig was van een abdij die eertijds had gestaan langs het Zwin Het bootje, ook afgebeeld op de verheffing, bij de abdij moet herinneren aan de aanlegplaats van de monniken, waaraan het stadje zijn naam dankte. Deze uitleg werd volledig verzonnen door Sanderus. Er heeft nooit een abdij bestaan in of bij het stadje Monnikerede. Ik heb in de nummers 1 en 2 van de 14e jaargang van ons tijdschrift uitvoerig gehandeld over de naamoorsprong van Monnikerede. De opzoekingen in verband met de stoet van de Zalige Idesbald, hadden tot gevolg een heropleving van de eredienst van Sint Guthago. De resultaten van beide waren er aanleiding toe, dat ook anderen zich aan deze geschiedenis gingen interesserenen de zaak verder onderzochten in de bronnen. Reeds in 1896 publiceerde legeraalmoezenier A. Speybroek in Biekorf een bijdrage: Meunikerede, drie vragen, drie antwoorden. Aan de hand van een ommeloper en van de oude stadsrekeningen van Monnikerede, bewees hij dat er binnen het stadje van een abdij geen sprake was, vermits ze nergens werd vermeld. Later volgden dan de opzoekingen over Sint Guthago door Eerw. Heer Opdedrinck, waarvan hij de resultaten publiceerde in An. Soc. Em. 1905 en in Biekorf 1920

Het werk van beeldhouwer Fonteyne bestaat om zo te zeggen uit twee delen. De achtergrond, in half verheven beeldhouwwerk, waarop van links naar rechts afgebeeld zijn: de z.g. abdij van Monnikerede met bootje, de kerk van Oostkerke en de twee torens aan de toegangspoort van het kasteel. Op de voorgrond, in hautrelief, zien we achter de geopende kist met het lijk van Sint Guthago, de bisschop van Doornik en de drie abten, waarvan één m met oreool. Die moet zeker St. Idesbald voorstellen. Links langs voor, zit een arbeider die de ontgraving deed en rechtsvoor zit een monnik.

Het kunstwerk van Fonteyne heeft in zijn algemene schikking zeer veel gelijkenis met de afbeelding van de ontgraving van abt Idesbald in 1623, zoals deze geschilderd werd door N. van der Horst en gegraveerd door de beroemde Antwerpse etser Corneel Galle. Deze gelijkenis in schikking is zo treffend dat we bijna zeker mogen zijn dat die afbeelding, waarvan één exemplaar in de bibliotheek van het seminarie te Brugge bewaard wordt, als inspiratiebron heeft gediend voor onze 'Verheffing van Sint Guthago'. Het stuk beeldhouwwerk te Oostkerke is 105 cm breed en 105 cm hoog. Het geheel is achter glas geplaatst dat niet kan worden weggenomen, wat het fotograferen zeer bemoeilijkt. Niet tegen staande dit, is het ons medelid E. Br. Filip gelukt er een goede foto van te maken (waarvoor onze dank), die ons toeliet op de omslag van ons tijdschrift het nieuwe vignet te laten afdrukken.

Bronnen en Bibliografie

De Cuyper, Idesbald, reeks Heiligen van onze Stam, Brugge 1946. Afbeelding 15 geeft de ontgraving van Idesbald in 1623 door Corneel Galle. Dat de neo-gotiekers wel meer zoiets deden, bewijst een in hout gesneden medaillon (bij de Broeders Xaverianen te Brugge) die de dood van St. Franc.- Xaverius voorstelt, en die een zeer trouwe weergave is van een ets van dezelfde Corneel Galle, gravuur eveneens in het bezit van de Br. Xav.Dagboeken van de kerkdiensten te Oostkerke en wekelijkse bekendmakingen door de heren pastoors. Kerkarchief van Oostkerke, nu in het Rijksarchief te Brugge.

Guillaume Michiels, Cataloog van de retrospectieve tentoonstelling Jules Fonteyne, 1973.A. Van Speybrouck, Meunikereede,

Drie vragen, drie antwoorden, in Biekorf 1896. J. Opdedrinck, St. Guthago, Biekorf 1920.Programma Album van de stoet van de Zalige Idesbald te Brugge in 1896. Vermeldt de namen van de Oostkerkenaren die aan de stoet deelnamen.

De Keyser, St, Guthago te Oostkerke, Biekorf 1957,p 198-202. R. De Keyser, artikels betreffende St. Guthago in Rond de Poldertorens, jaarg. 1959 - 1961 - 1971 e.a.

Bij het nieuwe omslagvignet

René De Keyser

Rond de poldertorens
1974
02
001-007
Vincent Willem
2023-06-19 14:40:26