Ter Inleiding - Het werk van Juliaan Opdedrinck

Broeder Gaëtan c.f.x.

Z. E. H. Juliaan Opdedrinck werd te Stene geboren op 27 juni 1851.
Hij werd de oudste van zeven kinderen, Op 9 april 1875 werd hij priester gewijd en een maand later benoemd tot leraar aan het Doofstommen - gesticht te Brugge. Na vijf jaar werd hij onderpastoor te Poperinge. Daar leerde hij de archeoloog Merghelynck kennen, die hem doelmatige bronnenstudie leerde.

In 1901 werd E. H. Opdedrinck pastoor te Damme. In deze vervallen middeleeuwse havenstad werkte hij dubbel hard aan de historie en de oudheidkunde. Hij herstelde er de grootse kerk en het oude hospitaal en richtte er het interessante museum op. Helaas, zijn gezondheid werd er geknakt.

Om hem wat te laten opknappen, krijgt hij in 1910 de schone parochie van Hooglede. Maar die tronk wil niet meer uit de zilte Zwinevlakte ver plant worden. Hij wordt nog zieker naar lichaam en geest en vraagt na enkele maanden ontslag.

Als rustend pastoor komt hij te Knokke wonen. Hier fleurt hij op en in drie jaar tijd speelt hij het klaar een groot historisch werk samen te stel len: zijn prachtig “Knocke, histoire et souvenirs”. Toen begon hij ook aan de geschiedenis van Westkapelle, waaraan hij zoveel als het ging, gedurende de oorlog 14 - 18 voortwerkte.

E. H. Opdedrinck heeft dit werk niet kunnen uitgeven. Begin 1921 werd hij ernstig ziek. Hij liet zich naar zijn geliefd hospitaal van Damme brengen, waar hij godvruchtig overleed op 2 april van hetzelfde jaar. Hij werd volgens zijn eigen verlangen te Knokke begraven, waar zijn mooie grafsteen tot voor enkele maanden prijkte in de noordermuur van het oude kerkje.

Menig werk en aantekening van Pastoor Opdedrinck ging verloren, maar het handschrift van zijn monografie over Westkapelle bleef gelukkig gespaard. Het berust sedert veertig jaar bij het Gemeentebestuur, dat er ook eigenaar van is.

******

Wij weten zeer goed - en E. H. Juliaan Opdedrinck zal het beter geweten hebben dan wie ook - dat zijn Geschiedkundige schets van Westkapelle, noch volledig noch voltooid was. Het ware zeer erg, moesten wij, 40 jaar later, niets bijgeleerd hebben over geschiedschrijving en kennis van de streek “die werd gewonnen op het Zwin”. Wij weten zeer goed dat het Eerste Deel – de Burgerlijke Gemeente - volledig zou moeten herschreven worden en op vele plaatsen merkelijk aangevuld.

Persoonlijk nemen wij niet zo gemakkelijk de toen gangbare uitleg aan van de naam Westkapelle. In plaats van een kapel in een waasland, zou het best de kapel kunnen zijn van de heer Waes. Het eerste deel ware dus een persoonsnaam die nu nog bestaat en we kunnen het argument van E. H. Opdedrinck tegen hem keren en zeggen:
dit is de oorsprong en vele namen uit de omtrek: Rames - kapelle, Zuen - kerke, 0se - kerke, Laeps - schure, Lammens - vliet (Sluis), Reigaarts - vliet. Uit het Toponymisch Woordenboek van De Flou zouden we kunnen leren dat de schrijfwijze Wascapelle in gebruik bleef tot in 1300, terwijl de spelling Waescapella wordt gebruikt vanaf 1270. De “t” verschijnt het eerst in 1310, waar er spraak is van Bouden van Waestcapelle en we vinden die schrijfwijze het laatst in 1785. Van een andere kant kunnen we reeds in 1329 lezen: Westcapelle. In de jaren 1300 blijft het vooral “Waes”; in de jaren 1400 komt meer en meer de “t” voor, en naar het einde van die eeuw wordt heel veel “West” gebruikt naast “Waes”. In de jaren 1500 treffen we meest “Waest” en “West” aan; en we vinden voor het laatst “Waescapelle” in 1650. Vanaf 1790 schijnt de naam Westkapelle voorgoed gevestigd te zijn.

Enkele details, die ons historisch niet verantwoord leken, hebben wij lichtjes gewijzigd of met een kleine nota rechtgezet. Zo b.v. over de toestand van het grondgebied bij het ontstaan van de parochie: slechts wat buiten de kalvekete - bloeloze dijk lag, was schorre of muide; verder nog over het vermeende klooster van Eienbroek, dat alleen een tiendenhof was van de St – Kwientens – ten - Eilande; over het ingebeelde vissersdorp Reigaartsvliet; over Westkapelle - toren als baken ter zee; over de foutieve wijk Zevernee; over het graven van de Izabellavaart, e.d.

Er zijn onderwerpen aangaande de geschiedenis van Westkapelle waarover wel nog het een en het ander te vertellen ware. We denken hier b.v. aan de grensschommeling bij St – Anna – ter - Muiden, aan de Cantelmolinie, aan de Belgische Revolutie, zelfs aan de kerk en de pastorie; maar vooral aan de Heer lijkheid van Kalvekete: daarover is een heel boekje te schrijven en zijn de bronnen zeer talrijk.

Nu kunnen wij bijna het gehele stelsel van dijken en polders opmaken (zie kaartje op hlz. 25). En het hoofdstukje over de waterwegen is verre van accuraat of volledig. Alleen reeds aan de hand van het Toponymisch Woordenboek kan de lijst van “Oude Namen” tienmaal meer uitgebreid worden.

******

Waarom dan toch dit werkje uitgeven ? Omdat het door Opdedrinck bijeengebrachte materiaal reeds zeer omvangrijk is en daardoor meer dan het lezen waard. En omdat het een hechte basis vormt waarop kan voortgebouwd worden. En dit is juist een van de doeleinden van het Davidsfonds bij deze uitgave: jongere krachten opwekken en aansporen om het schone plan van Pastoor Opdedrinck verder uit te werken en aan te vullen.

Het bestuur van het Davidsfonds van Westkapelle dient geloofd om dit initiatief. De mensen van Westkapelle zullen er hen blijde dankbaar voor zijn. Deze uitgave was sedert meerdere jaren de droom van Dhr. Willy Theerens: hij mag fier gaan op de verwezenlijking ervan.

Met grote eerbied voor het werk van Z. E. H. Juliaan Opdedrinck, hebben wij de taal een beetje uitgezuiverd en de verouderde spelling en zinsbouw aangepast. Een paar stukken hebben we uit de doorlopende tekst gehaald en zo in bijlage achteraan geplaatst.

Ter Inleiding - Het werk van Juliaan Opdedrinck

Br. Gaëtan, c.f.x.

Rond de Poldertorens
1959
03
000-000
Achiel Calus
2023-06-19 14:44:32