Het heden en de toekomst

René De Keyser

Volgens de ommelopers bedroeg de gezamenlijke oppervlakte van de drie Wateringen in vorig artikel besproken 2160 gemeten d.i.1154 Ha. verdeeld als volgt:

Romboutswerve 959 gem.,Kerkwatering Oostkerke 502 gem.,Sheer Baselishoek 1169 gem. Het gehele gebied is heden nog volledig een landbouwgebied. Nijverheid komt er niet in voor sedert het verdwijnen van de steenbakkerijen tussen Oostkerke en Hoeke. Bijgevolg zijn zeer vele van de waterlopen en de dijken, die in vorige bijdrage werden besproken, nu nog gemakkelijk ter plaatse te herkennen.

Zo is de streek eigenlijk bezaaid met een hele reeks monumenten: de Krinkeldijk beplant met knotbomen, een groot deel van de Dijk der Kerk-watering met het wiel van een dijkbreuk, de Dijk van Romboutswerve beplant met prachtig opgaande populieren, de noordoostelijke dijk van de Varsche Vaert (1564) tussen Pereboom en Lembeke, een deel van de Varsche Vaert (1550) tussen twee nog goed bewaarde dijken gelegen tussen Bekaf en de Damse vaart, de Moerader die het water van de drie Wateringen afleidde de Spegelsweg nevens het Kasteel die dank zij het beheer van de watering-en opnieuw met populieren beplant werd na de overstroming van 1944, het Oude Zwin vanaf Pereboom, Hoeke Vaart, een groot deel van de Vestingen van Damme uit de 17e eeuw geliefkoosd verblijf van waterwild, het Leugen-zwin tussen Koolkerke en Oostkerke, de mote van het kasteel van Lembeke en de mote van Rovershoek, de werf van Michem, zonder de Damse Vaart of Napoleonkanaal (1813) te vergeten, dit paradijs van de lijnvissers met zijn sierlijke beplante dijken, noch de twee afleidingsvaarten (1845-50) ook al met nieuw beplante dijken.

Daarenboven bevinden zich in dat zelfde gebied nog talrijke interessante bouwwerken: de herstelde kerk te Oostkerke, de kerk te Hoeke, de witge-kalkte stenen windmolens van Damme (1867), Oostkerke (1875) en Hoeke (1836), het Kasteel van Oostkerke, een waterburcht uit de 14e eeuw waar-van nog belangrijke delen bestaan, de St-Kristoffelhofstede te Damme (18e eeuw), de oude pastorie te Oostkerke, een der laatste woningen binnen een walling gebouwd (1787), het Bekhof, naam ontstaan in 1564, nu bewoond door Kamiel Verleye, het Nederhof van Lembeke, bewoond door A. Feys, de hofstede van Mijnheer van Maldegem (1710) bewoond door Achiel Strubbe en zoon Gerard, de Rode Poort eerst vermeld in 1482, nu bewoond door Paepe, de hofstede Pereboom (1481) bewoond door Gerard Focedey, de gewezen herberg “te Pereboom” nu bewoond door Louis De Bruyne en zoon Achiel, het Polderhof bewoond door Aloys Claeys, vroeger eigendom van de familie de Gras de Morzeele, het Pompoentje (1609) met aardappelkuil nu bewoond door Eugeen Matthys, de hofstede bij het oude Uytenem te Hoeke, bewoond door Herman Vande Sompele, zonder te vergeten het reeds zo dikwijls afgeschilderde huisje in de molenbilk te Oostkerke, met zijn witgekalkte gevel en “standvenster” (Ww. Oreel en zoon) en bij de brug, de vroegere herberg “Muenecrede” met zijn ronde gevel, nu bewoond door C. Bonte - De Keyser.

In dit lijstje staan verschillende goedbewaarde langgeveltypes met hoogkamer uit 1700. Maar ook de boerderijen uit rauw steen van de streek opgetrokken in de 2e helft van de 19e eeuw, bezitten hun eigen tijdskenmerk. Ze zijn dikwijls gedateerd door cijfervormige ankers: de schuur op het hof van Achiel Strubbe (1882), de wagenmakerij te Oostkerke van Kamiel Tydgat (l884), zijn daarvan typische voorbeelden. Let ook op de hofstede in een vierkant gebouwd en bewoond door Leopold Lippens en zoon. Een moderne boerderij “alles onder één dak” b.v. Sys; lijkt beter bij het landschap aangepast dan de wansmakelijke gevels in “facadesteen” of die met cement bepleisterd anno 1930. Deze zijn nog best als ze met een laagje witsel bedekt worden. Is het ogenblik niet gekomen om een middel te zoeken om enkele van de bestbewaarde hoeven voor de toekomst te bewaren? Te beginnen met de gewitte langgevels met karrekot, hovenkot, rondgemetst en gewit hondekot en zo mogelijk een rossekot.

Voor wie met open oog door onze streek heeft gewandeld, roept deze vlugge opsomming bij hem op, een reeks jubelende landschappen vol pitoreske weg-jes en woonhoekjes. We horen en lezen in de laatste tijd herhaaldelijk dat het hoge tijd wordt om bouwzones te bepalen, en zones aan de landbouw voor te behouden. Het bewaren van een landschap kan daarmede uitstekend gepaard gaan, door het voor te behouden aan de landbouw zodat het hoege-naamd geen verliespost hoeft te zijn voor ‘s lands ekonomie. Integendeel, door de streken die geschikt zijn voor de landbouw en de veeteelt, ook daartoe te bestemmen, zal de grond die zo nodig is voor de boerderijen, er niet verder aan onttrokken worden. Terwijl gronden die voor de land-bouw minder waarde hebben, zouden kunnen in aanmerking komen als bouwgrond.

Lijnbebouwing zou in alle geval in onze streek moeten vermeden worden; terwijl elk karakteristiek hoevegebouw dat door onoordeelkundige verbouwing verminkt wordt, een jammerlijk verlies aan schoonheid voor het Landschap teweegbrengt.

De bedoeling is niet de gezonde woningbouw van de inwoners van de drie Wateringen aan banden te leggen. Wel, door een aangepaste werkwijze het landschap te sparen. Het is immers op dit ogenblik niet te voorspellen welk een bron van welvaart het bewaren van een landbouwgebied als “polderlandschap” voor de toekomst kan zijn.

Indien deze oproep moest gehoor vinden, zou Oostkerke dorp kunnen het schoonste en vrijwel enig bewaarde polderdorp zijn in het Noorden. Het gebied van de drie Wateringen zou er de passende omlijsting van kunnen zijn.

René De Keyser

Het heden en de toekomst (van woningbouw in de Polderstreek)

René De Keyser

Rond de poldertorens
1960
03
021-023
Achiel Calus
2023-06-19 14:37:15