
Praktische informatie |
|---|
| Plaats:
Zoutelaan 77, Knokke Uren: Van 10-18u, met doorlopend gidsbeurten Verhaal: Dit kerkje met neogotische inslag (1911) is oorspronkelijk gebouwd naar een ontwerp van architect Adolphe Pirenne. In 1926 werd een gekanteeld torentje naar de plannen van architect Dujardyn aangebouwd. De Duitse bezetter gebruikte het tijdens WO I als paardenstal. De Duitse bezetter gebruikte het tijdens WO I als paardenstal. Ook daarna deed het nog dienst als stalling voor het Belgische leger. Deze ‘fasen’ zijn nog zichtbaar. Een bombardement tijden WO II veroorzaakt grote schade. In 1953 werd het grondig gerestaureerd en heropend. |

Eind 19de eeuw kwamen Britse toeristen met de mailboot naar Oostende. Ze reisden naar Brugge om deze stad met vermaarde geschiedenis te bezoeken en een uitstap met de stoomtram naar Knokke zorgde voor een portie gezonde zeelucht. Al snel burgerden de Engelsen zich in en kwamen ze in de ontluikende badstad wonen. In het begin van de 20ste eeuw telde Knokke een Engelse kolonie van 300 leden.
Kleine geloofsdiensten werden in openlucht in de duinen gehouden maar de Engelse families hadden behoefte aan een kerk.
In 1905 richtten kapelaan Arthur Hull uit Brugge en de afgevaardigden van de voorlopige golfclub een aanvraag aan de Zoutepolder om een Engelse kapel op te richten. Het gemeentebestuur gaf goedkeuring mits een plan en bestek zouden worden opgesteld en voorgelegd. Daarin stond dat het gebouw minstens zes meter hoog moet zijn. Een aanvraag voor een subsidie van 2000 Belgische frank werd geweigerd. De Engelsen klopten aan bij de familie Lippens en hetzelfde jaar nog schonk de Zoutepolder een stuk grond van 362 m² voor de oprichting van een kapel aan de Zoutelaan (niet ver van de Piers de Raveschootlaan), goed voor 150 gelovigen. De Zoutelaan lag dan nog in het duinzand. In 1908 bleek de kapel al te klein voor de erediensten. Door de groei van de Engelse kolonie werd uitgekeken naar een groter kerkgebouw. De elektriciteitsmaatschappij kocht het eerste gebouwtje voor 3.000 frank en breidde het in 1910 uit tot een centrale.
In 1911 werd na onderhandelingen met de Compagnie Het Zoute gekozen voor een meer oostelijke locatie, eveneens aan de Zoutelaan. De Compagnie schonk de grond. Daarna begon de plaatselijke aannemer Camille Deckers de plannen van architect Adolphe Pirenne te realiseren. De kosten voor de bouwwerken bedroegen 16 651 Belgische frank. De anglicaanse kerk leende 9000 frank bij de ‘Society for the Propagation of the Gospel’. Patroonheilige werd Saint-George (Sint-Joris met de draak).
De familie Lippens volgde alle werkzaamheden van zeer nabij op en was nauw betrokken bij heel wat details. De aannemer twijfelde bijvoorbeeld voor de bouw van het kerkje aan het feit dat hij te dicht bij de straat zou bouwen. Prompt schreef hij zijn opdrachtgever aan en vroeg de Compagnie om richtlijnen ter zake.
Links van de deur zit een steentje met 1911 en boven de deur zit een Sint-Jorisreliëf. De patroonheilige kon de kerk echter niet vrijwaren van ongeluk. Nog datzelfde jaar moesten na een reeks windstoten de beschadigde oostelijke en westelijke brandglazen vervangen worden.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikten de Duitsers deze kerk met neogotische inslag als paardenstal. De vloer, te glad voor de paardenhoeven, werd opgebroken en de gemetselde troggen zijn nog steeds zichtbaar. Na de oorlog was de bepleistering helemaal losgekomen en bleek de kerk ernstig beschadigd door inslagen van bommen en granaten. Het Belgische leger bleef, na de bevrijding, de kerk gebruiken als paardenstallen.
In 1926 zond de ‘Society for the Propagation of the Gospel’ architect E.E. Lofting naar Knokke. Hij raadde aan een galerij ter ondersteuning van het middenschip en een typisch Engels kantelentorentje bij te bouwen. Het torentje is van architect A. Dugardyn. In 1928 volgden alweer nieuwe uitbreidingen met een altaargedeelte en een dienstzaal.
Bij de bevrijding van Knokke in november 1944 werd het kerkje zwaar beschadigd door beschietingen. Na de Tweede Wereldoorlog liet Charles Piercy het gebouw grondig restaureren. De brandglazen werden bekostigd met een geldinzameling in Engeland naar aanleiding van de herdenking van Saint George’s Day, de aanval op Zeebrugge in 1918, ook wel gekend als ’Officers and Men who gave their lives for King and Country in the Naval Action at Zeebrugge, St. George's Day 1918‘. In 1953 opende de kerk opnieuw zijn deuren.
De eerste kapelaan was Rev. H.C. Barnes. Zijn opvolger was Rev. Taylor (†1958). Daarna verzekerde Rev. Jones uit Oostende als ‘visiting clergyman’ de diensten. Nu leidt Rev. Peter Tilley de kerkdiensten van de parochiekerk, die behoort tot de Community Church of England.
Bronnen
• Engelse kerk van het Zoute, in Cnoc is ier, 19, 1982, p. 89.
• Ballegeer, Johan – Archiefbeelden Knokke-Heist – Tempus Publishing Company (Stroud, GB), 2003.
• Muylle, Philippe et al. – Compagnie Het Zoute. 100 jaar in Knokke – Lannoo, 2008
• Opdedrinck, J. – Geschiedenis van Knokke – Lannoo, 1968.
• Lannoy, Danny – Knokke en de Belle Epoque – De Distel, 1993.
Open Monumentendag 2014Open Monumentendag Vlaanderen: zondag 14 september 2014 Open Monumentendag Nederland: zaterdag 13 en zondag 14 september 2014 |
|||
Open Monumentendag Knokke-HeistKnokkeDuinbergen |
HeistRamskapelle |
Praktische info Gratis touristisch treintje (Uurrooster)
Algemeen overzicht Open monumentendag Vlaanderen |
|
| Naar startpagina - Open Monumentendag 2014 Knokke-Heist |
|||

In 1897 bouwde Jozef De Vos met hergebruik van bepaalde 17de- of 18de-eeuwse onderdelen van de afgebroken staakmolen, een stenen molen in gele baksteen (formaat 22 x 11 x 6,5 cm) met rondboogvensters en twee ingangen, bestaande uit eenvoudige bakstenen dorpels en klampdeuren. In de roodgeschilderde sluitsteen boven de ingang staat de inscriptie: ‘J. De Vos / Deckers 1897’. In 1912 werd door een Duits bedrijf een motor geïnstalleerd, waardoor de molen mechanisch of door de wind kon worden aangedreven. De motor stond buiten de molen en werd door een riem verbonden met de onderaandrijving, waarvan de aandrijfwielen aan de buitenkant van de romp bevestigd waren. De huidige eigenaarsfamilie Callant verwierf de molen in 1924.


Maar belangrijk was de Heistse vuurtoren omdat hier kon gekozen worden tussen twee routes namelijk enerzijds HEISTDIEP ten Noord-Oosten van het eiland Wulpen of het KNOKKEDIEP dat de schepen naar de Westelijke arm van het Zwin bracht.
In de eeuwen die volgden werden de namen van molenaars opgetekend om tot Ignace Devos te komen, pachter in 1834 en vermeld in de kadasterlegger uit die tijd. In de balken werden meerdere namen gegrift zoals Collyn 1733, J.P. Delanghe 1770, T. Tytens (zonder datum) en L.P. Devos 1864. Na Pol Devos werd de molen verkocht aan Edward Verheye, de Grauwen, zoals hij werd genoemd. Hij bleef er tot 1914. Door de Eerste Wereldoorlog viel de molen stil en raakte grotendeels in verval. De Belgische Staat verwierf het eigendom en liet de molen herstellen. Pas in 1926 zette molenaar Lotheir Peel de Kalfmolen opnieuw in werking. Door het gebrekkige molenmechanisme hield molenaar Peel er na één jaar mee op. Dan bood zich nog een zekere Fons Hillens aan, maar hij vond de pachtprijs te hoog.